sche kanonneerboot, te Saïgon stationneerend, voor wien ik een aanbevelingsbrief bezat, had juist het plan opgevat de reis te maken toen ik hem bezocht, en reeds een heer en dame uitgenoodigd hem te vergezellen. Ook ik was zijn gast; voor alle proviand zou gezorgd worden, en de noodige vervoermiddelen — sampans en ossenkarren — zouden ter plaatse aanwezig zijn. Een verblijf van vier dagen zou ons in staat stellen de ruïnes op ons gemak te bezichtigen. De kok der kanonneerboot, een inlandsche knecht en vier matrozen gingen mede; het zou ons aan niets ontbreken.
Onder al de rivieren, die in den Golf van Bengalen of in den Indischen Oceaan en de Chineesche Zee uitstroomen, beslaat de Mekong eene eerste plaats. Zijne overstroomingen bedekken de oevers met een vruchtbaar slijk; zijne verschillende takken bestrijken een groot gedeelte van Cochinchina s uitgestrekt gebied. Zijn geheele lengte wordt op 3500 kilometers geschat, maar de rivier is slechts gedeeltelijk bevaarbaar voor andere vaartuigen dan de inlandsche, deels ten gevolge van bruischende vallen, deels door de vele rotsblokken en de stroomvernauwingen, die voorbij Kratié, Stung-treng, Khone, Khong en Bassac een aanvang nemen, en trapsgewijze toenemen, naarmate men Luang Prabang nadert.
Nabij Pnom Penh, de hoofdstad van Cambodge, vormt de Mekong een viersprong. Den kleinen, westelijken tak volgend, die zich trapsgewijze versmalt, bereiken wij weldra het meer van Tonle-Sap, verdeeld in het kleine en het groote meer, samen 140 kilometers lang. Het landschap, tot nu toe vlak en kaal, wordt meer boschrijk en aan den horizon vertoont zich het gebergte. Aan de oevers aanschouw ik op vlotten drijvende woningen, armzalige hutten van bamboe en bladeren. Het meer is buitengewoon