akarbahar. \ an de oostelijk gelegen kleine eilanden zijn de drie Télangoe s en Toendoe door slechts enkele huisgezinnen bewoond, terwijl Goea-goea eene bevolking heeft van 1700 zielen. Dit eiland heeft een groot aandeel in den handel en de scheepvaart van het district, niettegenstaande de scheepvaart zeer wordt bemoeilijkt door de vele riffen, waarmede deze eilanden zijn omgeven en waardoor jaarlijks menig vaartuig bij hevigen wind en zwaren golfslag te gronde gaat.

Het eiland Kangean of Kangelan heeft eene oppervlakte van bijna 9 □ G. M. (487 □ K. M.) met eene bevolking van 22 000 zielen. De hoofdplaats Ardjasa, standplaats van den controleur en het districtshoofd, is gelegen op 21ls paal afstands van de baai van Kalisangka, aan de westzijde gelegen. De baai is goed beschut, maar een rif, dat het eiland omgeeft, maakt het binnenkomen moeielijk. De landingsplaats wordt bereikt over een 200 M. langen pier, waaraan men met eene sloep wordt afgezet.

Het eiland is bergachtig en boschrijk; in het noordwesten, niet ver van de hoofdplaats, vindt men twee kalkgrotten met druipsteen; de eene, goea pëtëng genaamd, is geheel donker; de andere heet goea koening wegens de groene kleur, die de kalksteen door het daarlangs sijpelende water hier en daar heeft aangenomen. Het op sommige plaatsen binnenvallende zonlicht geeft aan deze druipsteengrot eene eigenaardige bekoring.

De bodem van Kangean is voor bouwgrond zeer geschikt, doch de niet zeer dichte bevolking heeft slechts een klein deel daarvan in gebruik genomen. Het overige deel is met bosschen bedekt, welke deels door bannelingen van Soemënep in den vorstentijd zijn aangelegd. Zoowel op dit eiland als op Paliat komt veel djatihout voor; echter van niet zeer goede hoedanigheid.