Op den noordwestelijken uithoek van het eiland, bij Aiosbaja, welke plaats reeds in 1596 door de Houtman werd aangedaan, ligt de begraafplaats der voormalige vorsten van Bangkalan op een hoogen kalkheuvel met twee zoetwaterbronnen in de nabijheid.

Het is een gebouw, met witte gordijnen behangen, dat de graven bevat van den eersten sultan, zijn vader, grootvader en overgrootvader. Achter dit gebouw, op het hoogste gedeelte van den heuvel, ligt, in het midden van een met këmoeningboomen beplant terras, het oudste graf, dat van de Ratoe Iboe. Het is een mooi graf, waarvan de zerken evenals van de andere graven in het hoofdgebouw van gebeeldhouwd kalkspaat zijn vervaardigd ').

Rechts, meer bij den ingang van het ommuurde terrein staat een huis van moderne constructie, waarin familieleden van een der nog levende adellijken begraven liggen. Dit gebouw maakt op deze plaats eene schrille tegenstelling met den eerwaardigen bouwtrant der oudere grafhuizen.

In de zuidelijke kuststrook van de afdeeling vindt men op vele plaatsen bronnen, die aan de bevolking drinkwater en voor de bevloeiing der velden irrigatiewater verschaffen. De drie grootste bronnen zijn te Kwanjar, (Mad. Këbanjar) welke het water leveren voor drie badplaatsen, twee voor vrouwen en één voor mannen.

Den grooten postweg naar Pamëkasan langs rijdende, ziet men rechts van den weg de in 1894 voltooide steenen controleurswoning liggen. Verder oostwaarts gaande langs den zeer geaccidenteerden weg komt men te Balega, aan de rivier van dien naam gelegen, waar gelegenheid is in de ruime steenen pasanggrahan te overnachten.

Het hoogste punt van den weg tusschen Balega en

1) Zie Veth, t. a. p., bl. 900 en 901.