VERSLAG

VAN DE

ACHT EN TACHTIGSTE

ALGEMEENE VERGADERING

VAN HET

KONINKLIJK NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP.

Gehouden op 9 September 1899, in een der lokalen van het Genootschap „Natura Artis Magistra" te Amsterdam.

De Voorzitter, de heer J. W. IJ z e r m a n, de Vergadering geopend hebbende, zegt met groot leedwezen te moeten mededeelen dat de heeren W. P. G r o e n e v e 1 d t en F. G. Kramp den wensch hebben te kennen gegeven om respectievelijk als Voorzitter en als Secretaris af te treden en dat zij, niettegenstaande de pogingen van het Bestuur om hen daarvan terug te brengen, bij hun besluit hebben volhard. Spreker brengt hulde en dank aan genoemde heeren voor al hetgeen zij ten behoeve van het Genootschap verricht hebben en deelt verder mede dat het Bestuur den heer Groeneveldt tot Eerelid heeft benoemd, terwijl hijzelf in diens plaats tot Voorzitter is gekozen. De benoeming van een nieuwen Secretaris is uitgesteld tot na de straks te houden verkiezingen.

Van de op 29 April verkozen elf Bestuursleden hebben twee: de heeren Dr. J. A. Stricker en Dr. J. T. Oudemans hunne benoeming niet aanvaard. Daarom wordt thans overgegaan tot het verkiezen van twee nieuwe leden uit de volgende drietallen:

1. E. Heldring, G. J. Sluijterman en J. G. von Hemert;

2. Dr. J. W. Muller, Prof. Dr. N. W. P. RauwenhofF en C. W. J. Ramann.

De heeren Jhr. Mr. J. van Doorn en J. IJzerman belasten zich met het opnemen der stemmen. Gekozen worden de heeren E. Heldring en Dr. J. W. Muller. Eerstgenoemde, ter vergadering aanwezig, verklaart zich bereid zijne benoeming tot Bestuurslid te aanvaarden.

De Bibliothecaris, de heer J. IJzerman, deelt daarop mede hoe het Genootschap in den afgeloopen zomer van een belangstellende een