invloed kan geweest zijn. De absolute hoogteverhoudingen der bergketenen moeten hiermede ook gedeeltelijk in verband staan.
Het voornaamste vulkanische gesteente van de behandelde streek is andesiet (en daciet); kwartstrachiet heeft voor de Batak-hoogvlakte slechts zeer geringe beteekenis; deze is iets jonger dan de andesiet. De Karohoogvlakte is uit los gesteentemateriaal gevormd, hetgeen in het Noorden andesietisch is, in het Zuiden echter uit een kwartsrijk gesteente ontstaan is (o. a. kwartstrachiet).
De interessante geographische gegevens omtrent de Batak-hoogvlakte en het Toba-meer laten zich evenmin in een kort overzicht teruggeven als hetgeen over het ontstaan van dit meer gezegd wordt; want hiervoor is het noodig de bijgevoegde kaart en het verloop der scheuren (breuklijnen), die er op voorkomen, te raadplegen. De kaart op de schaal van 1: 1000000 heeft de schrijver ontworpen op grond van de opnemingen van Meissner, v. Mechel, v. Brenner, v. Dijk, Romswinkel, Wing Easton e. a., zoowel als op grond van eigen waarnemingen. Ten slotte geeft de schrijver een kort overzicht over de tektonische geschiedenis van Sumatra, waarvoor eveneens naar het oorspronkelijke stuk moet worden verwezen.
Behalve de kaart en teekeningen van versteeningen is aan de verhandeling nog een aantal leerrijke landschapsbeelden toegevoegd.
L. Milch. Ueber G-esteine von der Battak-Hochflache (CentralSumatra). (Zeitschr. d. Deutsch. geolog. Gesellsch. Berlini899, pag. 62).
In deze verhandeling worden de door Volz verzamelde gesteenten uitvoerig beschreven; het zijn eruptiefgesteenten en kristalijne schiefers. Onder de eerstgenoemde ontmoet men: lipariet, daciet, kwartstrachietandesiet, trachiet-andesiet, augiet-andesiet en tuf, onder de laatstgenoemde: graniet-gneiss en biotit-gneiss. Het stuk draagt een zuiver petrografisch karakter.
K. Martin.
W. H. Furness. Folklore in Borneo, a sketch. 8°, 30 bl. met 6 platen in lichtdruk, Wallingford (Pennsylvania), 1899, privately printed.
In dit werkje wordt het een en ander medegedeeld omtrent de folklore , niet van geheel Borneo, zooals men uit den titel zou opmaken, doch van de Kajans en van de bewoners van het Baram-distrikt {Serawak). Uit de inhoudsopgave, die hieronder volgt, kan blijken, dat niettegenstaande het aantal bladzijden gering is, ook wij Nederlanders vele ethnographische bijzonderheden er uit kunnen leeren, die vooral van belang zijn ter vergelijking met hetgeen wij bij de verwante Dajaksche en andere Maleisch-Polynesische stammen aantreffen.