zijde der straat een drempel kennen, zich uitstrekkende van Z. W. hoek Lombok naar eiland Penida en van daar over de eilanden Tjeningan en Lembongan naar Bali; de grootste gevonden diepte boven dezen drempel bedroeg slechts 312 M. In verband met de waarnemingen van de temperatuur van het zeewater blijkt hieruit, dat over den drempel geen kouder water dan van 12,2° C. in de Balizee kan doordringen. De diepteverdeeling in de Balizee is in ruwe trekken aldus: de Kangean-eilanden en Bali liggen op een rug, die naar het Zuiden gaande, spoedig steil afvalt tot 1000 M., daarna daalt de bodem meer geleidelijk tot 1300 M. en een diepte van 1000 M. blijft het bekken bewaren tot in de zuidelijke helft van Straat Lombok, even benoorden Penida, alwaar men op den genoemden drempel stuit. Hevige stroomrafelingen bezuiden den drempel maakten aldaar een verder onderzoek, gepaard met dreggingen, onmogelijk en deden vele instrumenten tot diepzeeonderzoek verloren gaan. Wel kon nog geconstateerd worden dat Lembongan en Tjeningan verbonden zijn door een doorwaadbare diepte, terwijl het nog met veel inspanning gelukte om in de straat tusschen Tjeningan en Penida (door den leider der expeditie Tydeman-Straat gedoopt, naar den commandant der Siboga) 192 M. te looden.
Prof. Weber wijst er op, dat genoemde drempel, behalve als waterafscheiding, ook nog uit anderen hoofde van veel beteekenis is. Door velen wordt aangenomen dat tusschen Bali en Lombok het scheidingspunt ligt van de Australische en de Indo-maleische fauna van den O. I. archipel. De zoogenaamde lijn van Wallace wordt in vele leerboeken nog getrokken tusschen Bali en Lombok en tusschen Borneo en Celebes. Deze opvatting, door Prof. Weber op grond van vroegere onderzoekingen op Celebes reeds bestreden, werd door de voorstanders ook verdedigd door een diepe waterscheiding aan te nemen tusschen Bali en Lombok — welke thans echter gebleken is niet te bestaan.
De vraag naar de watercirculatie in de Balizee was van overwegenden invloed op de voorloopig door de Siboga-expeditie te volgen route. Aangezien Straat Alias buiten beschouwing kan blijven, wegens te geringe diepte, moest onderzocht worden of het oceanisch water der Bali-zee uit het Oosten, d. i. dus door de Flores-zee, kan aangevoerd worden, in welk geval er een diepe verbinding tusschen die twee zeeën moet bestaan en een uit het Oosten stroomende bodemstroorn het koude water kan aanvoeren. Ten Zuiden van Lombok werd dus door den Indischen Oceaan en Straat Alias naar de Paternoster- en Postillon-eilanden en van daar wederom zuidwaarts gekoerst naar Bima (eiland Soembawa).
Inderdaad werd aan 't licht gebracht door de loodingen dat een diepe verbinding tusschen de twee genoemde zeeën bestaat en kon tevens ge-