van de theorie omtrent de instorting der oudere kraters en het later ontstaan der binnenste eruptiekegels: alleen op de buitenhellingen van den oorspronkelijken vulkaan groeit oerwoud, zegt hij, en dat daarboven grasvlakten en tjemara's zijn, is uit de geringere vruchtbaarheid van den jeugdigeren bodem te verklaren. Ik acht dit onjuist en houd 't met Junghuhn: het andere klimaat der hoogste vlakten en hellingen is voldoende om daar het tropenwoud voor tjemara's en grassen te doen plaats maken. — Gronetnan's opgaven omtrent het klimaat zijn met die van Kohlbrugge te vergelijken.

Het doel van het artikel, dat goede landschapsbeschrijvingen bevat, is de aanprijzing van het plan-Van Gennep, tot aanleg van een groot sanatorium, met kabelspoorweg. De stichting is reeds bij voorbaat Wilhelmina-stad gedoopt. Het is jammer, dat het onderzoek, door de Regeering naar de levensvatbaarheid van dit plan ingesteld, op zonderlinge wijze heeft plaats gehad. Er zijn twee commissies benoemd geworden: de eene bestond uit een aantal mannen, waaronder ook Groneman en Van Gennep en bracht een gunstig rapport uit. De andere bestond uit Dr. Kohlbrugge, toen geneesheer van het gezondheidsetablissement Tosari, die een ongunstig rapport gaf. Nu wordt Dr. Kohlbrugge door velen beschuldigd een oratio pro domo gehouden te hebben en zijn verslag geeft tot die meening wel eenige aanleiding, maar de door hem verrichte meteorologische waarnemingen zijn toch van meer belang dan de oordeelvellingen der andere heeren, en zijn voor het Jang-sanatorium niet gunstig. Eigenlijk zou de Indische Regeering nu echter nog een derde, onpartijdig, onderzoek moeten doen houden om ieder tevreden te stellen. Dat deze weg de kortste, beste en goedkoopste is, zal wel niemand beweren.

J. F. Niermeyer.

E. de Wildeman. Prodrome de la Flore Algologique des Indes Néerlandaises. (Indes Néerlandaises et parties des Territoires de Bornéo et de la Papuasie non Hollandaises). Supplément et Tableaux Statistiques. Publié par le Jardin. botanique de Buitenzorg. Batavia. Imprimerie de 1'Etat. 1899.

Als vervolg op zijn Prodromus van de Algenflora van Nederlandsch Indie, die twee jaar geleden verscheen, geeft de schrijver hier een lijst van de Wieren, die sedert dien tijd voor het gebied bekend zijn geworden door de werken van Cleve en Schmidle en door het materiaal, dat verzameld werd door Clautriau, Massart en Penzig. Het aantal van deze soorten bedraagt 277, waardoor nu in het geheel 1628 Algen voor Nederlandsch-Indie bekend zijn.