Museum bezit dergelijke beelden (Int. Arch. f. Eth. VII, 1894, bl. 144). Hij die den geest welken in het beeld heet te huizen aanroept, moet eerst aan den priester die het bewaart een paar stukken doek offeren en mag daarna een spijker inslaan, waarbij hijzelf of de priester bidt, of zijne wenschen formuleert. Aldus meldt Sidney Hartland op gezag van anderen. Gelijke gevolgen hebben niet altijd gelijke oorzaken, want er is nog eene andere manier om beelden te bespijkeren op de westkust van Afrika. In „Daniël Veth's reizen in Angola" (146 v.) wordt daarover het volgende gezegd: „Goddefroy was er getuige van, dat, ter gelegenheid dat eenige stukken waschgoed vermist waren, twee personen elkander beschuldigden van den diefstal gepleegd te hebben. Daar alle pogingen om het goed weêr te vinden mislukt waren, werd het afgodsbeeld gehaald en de beide verdachten moesten, in het bijzijn van eene groote menigte, ieder een spijker in het beeld slaan. De zin dezer plechtigheid is niet recht duidelijk. Güssfeldt, die eene dergelijke ceremonie bijwoonde (Die Loango-expedition, ie Abth., 53) kreeg den indruk dat het inslaan der spijkers aan het aangeroepen beeld de verplichting oplegde om den schuldige aan te wijzen. Is dit zoo, dan heeft het middel in het door Goddefroy vermelde geval volkomen het doel bereikt. De eerste der verdachten sloeg met moed en vertrouwen den spijker in het beeld; de andere durfde de zaak niet aan en bekende den diefstal gepleegd te hebben." Hier hebben wij dus met een godsoordeel te doen, dat tot het andere gebruik vooralsnog in geen merkbaar verband staat.

Sn.

B. OOST-INDISCHE ARCHIPEL.

Augusta de Wit. Facts and fancies aboutJava. Singapore, „Straits Times" Press, 1898 (286 bl., 6 sh.).

Henry Borel heeft er niets te veel van gezegd in de Gids van 1898. Welk een genot, de lectuur van dit mooie boek, waarin — tot onze vreugde door eene Hollandsche — is uitgezegd als nooit te voren het essentieele van Java's natuurschoon en het typische van Java's maatschappij. Welk een fijne opmerkingsgaaf, welk een kunstenaarsziel! Welk een humor en welk een echt jonkvrouwelijke gratie! Hierbij zwijgt critiek en wil niet spreken van kleine vergissingen waar zooveel hoogs geboden wordt. Het is ook geen boek om een inhoud van op te geven.