zelf gelukkig te maken. Voorts neemt de schrijver uit Andrée's Ethnogr. Parallelen een paar voorbeelden in Europa, Azië en Afrika van „Lappenbaume" over, boomen waaraan men lappen van kleederen, stukken schapenhuid, paardeharen, glaskralen hangt als middel om zich geluk te verzekeren. Bij uitbreiding wordt aan de boomen de welwillendheid toegeschreven zich met de zonden en gebreken des offeraars te belasten; Burton vertelt dat de booze geest die eene ziekte veroorzaakt, door den fetishman in Oost-Afrika wordt uitgedreven en in een levenloos voorwerp overgebracht: in een parel, een stukje hout, een reep slangehuid, een lap, een spijker, enz. De spijkers worden door den Neger in een boom geslagen, of hij hangt de lappen daaraan. Den boom zeiven wordt daar geene eer bewezen. Een Engelschman in Zanzibar werd het in zijne woning lastig gemaakt, doordat de slaven bij hoopen kwamen, om in een boom, die op de open ruimte bij zijn huis stond, spijkers te slaan en ijzeren ringen of lappen daaraan op te hangen." De heer Bos acht de laatste voorbeelden geheel analoog met onze „spijkerboomen". Naar hij ter plaatse zelve vernam heet de genezing van een breuk te Yde minder nog aan het inslaan van den spijker, dan wel aan de „zwoare woorden" toe te schrijven. „En wat nu het offer betreft, — dit zal zeer zeker niet meer uit een lap bestaan, die in vrome vereering aan den spijker wordt gehangen! — De vorm is veranderd, het wezen der zaak is onbewust hetzelfde gebleven!"

Een aantal „Mededeelingen" van kleineren omvang besluit dit eerste stuk der Bijdragen.

P. R. Bos. „Spijkerboomen" te Yde en verwanten. (Bijdragen tot de kennis van de Provincie Groningen en omgelegen streken, deel I, eerste stuk. Groningen 1899, bl. 63).

De verschijning van dit nieuwe tijdschrift is op bl. 511 vermeld. Met verwijzing naar die aankondiging worde hier medegedeeld, dat de heer Bos in zijne bespreking van de „spijkerboomen" tot deze conclusie komt: „Hier en daar vindt men vermeld, dat zonder verdere ceremonieele handeling, eenvoudig door het woord, eene kwaal op een boom wordt overgedragen. Naar ik ter plaatse zelve vernam, heet de genezing van eene breuk te Yde minder nog aan het inslaan van den spijker in den boom, dan wel aan de „zwoare woorden" zijn toe te schrijven, die daarbij worden gesproken. En wat nu het offer betreft, — dit zal zeer zeker niet meer uit een' lap bestaan, die in vrome vereering aan den spijker wordt gehangen! — De vorm is veranderd, het wezen der zaak is onbewust het zelfde gebleven! Niet zóózeer echter veranderde de vorm, dat het beeld van het origineel onherkenbaar zou zijn geworden."