voort met het aanrichten van schade aan te veld staande gewassen, het bederven van weiden, enz., zooals blijken kan uit brieven van dien tijd. De toon, waarin deze gesteld waren, mocht niet altijd welwillend heeten voor het Bestuur van het Waterschap ').
Bij de Staten der Provincie kwamen voortdurend heftige adressen in, die aandrongen op opheffing van het Waterschap , en verweerschriften van het waterschapsbestuur noodig maakten. Gelukkig bleef de meerderheid der Staten in het Waterschap de eenige macht zien, die verbetering zou kunnen aanbrengen en handhaafde zij het bestuur tegenover de oppositie. Intusschen waren de plannen voor de normaliseering van de Berkel gereed gekomen en door den toenmaligen Minister van Waterstaat J. G. van den Bergh goedgekeurd. Deze diende daarop een wetsvoorstel in tot subsidiƫering van het Waterschap voor de uitvoering dezer plannen.
Thans meende het bestuur alle bezwaren overwonnen te hebben; het kon niet denken, dat de Volksvertegenwoordiging hare goedkeuring zou onthouden aan dezen zoo dringend noodigen steun. Maar de oppositie sloeg nu haar slag. Talrijke adressen werden den boeren in het Waterschap ter onderteekening aangeboden, waarin adressanten aan de Kamer verzochten haar goedkeuring niet te schenken aan de subsidie. Den boeren werd gepredikt, als de Rijksbijdrage niet wordt gegeven, dan moet het Waterschap, als dan geen doel meer hebbend, worden opgeheven en de Staat zelve zal de verbetering ter hand
i) Het afschrift van twee typen dezer brieven komt voor als Bijlagen A en B in een Adres van 20 Mei 1887 aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, een verzoekschrift om subsidie voor de Berkelverbetering aan het Waterschap, waarin de kalme en bezadigde woorden van Mr. C. J. Sickesz zeker gunstig afsteken tegen de scherp uitgesproken beschuldigingen door Baron Van der Borch van Verwolde. Tevens bevatten beide een stukje geschiedenis.