verwijzen. Doch wij mogen toch niet nalaten te herinneren aan de expeditie naar Midden-Sumatra, niet ten onrechte „de krachtigste daad onzer vereeniging" in dat tijdperk genoemd, en willen daarbij even de namen herdenken van Schouw Sandvoort, die er het leven bij liet, van Van Hasselt, Cornelissen, Snelleman en Daniël Veth, die zoo gelukkig dien stouten tocht volbrachten en van den toenmaligen Onder-Voorzitter Versteeg, die het onderzoekingsplan had uitgewerkt.
In de vijftien jaren, die nu volgden, heeft het evenmin aan expeditien ontbroken, die door ons Genootschap werden uitgerust of gesteund. Wij laten hier die tochten rusten, die wel bij het Bestuur werden aanhangig gemaakt en besproken, doch die om de eene of andere reden niet tot uitvoering konden komen, zooals in 1883 een onderzoek van Oost-Borneo, in het volgende jaar van Engano, in 1886 en 1887 van de Obi-eilanden en van de Aroe-eilanden, en bovenal een tocht naar Nieuw-Guinea, die van 1885 tot 1897 in verschillende vormen het Bestuur bezighield, maar in laatstgenoemd jaar voor goed moest worden opgegeven, in de eerste plaats om de buitengewoon hooge kosten , die de financieele krachten van het Genootschap verre te boven zouden gaan. Doch naast die niet verwezenlijkte plannen kunnen wij gelukkig op andere, die beter slaagden, terugzien. Zoo ondersteunde in 1884 ons Genootschap met een bedrag van vier duizend gulden den onderzoekingstocht naar onze West-Indische eilanden, door de Hoogleeraren Martin en Suringar ondernomen, bijgestaan door drie jeugdige geleerden, de heeren Molengraaff, Van Breda de Haan en Neervoort van de Pol. Zoo schonk het in hetzelfde jaar evenzeer steun aan de expeditie naar de Coenene in Zuidwest-Afrika van den heer D. D. Veth, die echter reeds op 19 Mei 1885 nabij Humpata aan het klimaat ten offer viel. Doch het meeste succes, niettegenstaande velerlei tegenspoeden in het begin, had het Genootschap met eene expeditie naar de Key-eilanden, in 1887 ontworpen en in het volgende jaar begonnen, met den Luitenant ter zee H. O. W. Planten aan het hoofd, die in twee jaren tijds een uitmuntende kaart van dien archipel voltooide. Ook de geoloog Wertheim, die gedurende eenige maanden hem vergezelde, deed daar verschillende onderzoekingen.
Met ondersteuning van het Gouvernement en op aanwijzing van den Gouverneur-Generaal werd einde 1887 tot eene onderzoekingstocht naar het eiland Flores besloten. Ons Genootschap wist zich de medewerking van den Utrechtschen hoogleeraar Wichmann te verzekeren, die in gezelschap van Prof. Max Weber niet alleen dit eiland en de naburige, maar ook het zuiderdeel van Celebes bezocht. De zeer belangrijke resultaten van die reis zijn grootendeels in ons Tijdschrift medegedeeld. Ge-