VEESLAG van den Secretaris betreffende den toestand en de verrichtingen des Genootscliaps over het afgeloopen jaar.
(April 1898—April 1899).
Geachte Medeleden!
Aan het slot van mijn vorig verslag, een jaar geleden uitgebracht, vestigde ik de aandacht op het feit, dat ons Genootschap toen aanstalten maakte om zijn vijf-en-twintigjarig bestaan te herdenken. Wanneer ik u dus thans weder een kort overzicht ga geven van de voornaamste gebeurtenissen in het afgeloopen genootschapsjaar, dan verdient in de eerste plaats vermeld te worden wat door het Bestuur is verricht ten opzichte van dat heugelijk feit.
Aanvankelijk werd vastgesteld den herinneringsdag op tweeërlei wijzen te vieren: door een feestelijke bijeenkomst van de leden, waardoor ook buiten den kring van het Genootschap het feit, dat herdacht werd, meer bekend zou worden, en voorts door het uitgeven van een prachtwerk, dat op de eene of andere belangrijke gebeurtenis op geografisch gebied betrekking had, en dat, overeenkomstig het wetenschappelijk karakter van ons Genootschap, ook in de toekomst de herinnering aan den gedenkdag zou levendig houden. Niet gering was de moeilijkheid, om een geschikt onderwerp voor dat feestgeschrift te vinden, dat aan de eene zijde de financieele krachten van het Genootschap niet mocht te boven gaan, en toch aan den anderen kant zulk een degelijk en belangrijk werk moest worden, dat het zoowel hier te lande als in den vreemde algemeen de aandacht zou trekken en onder de wetenschappelijke literatuur eene blijvende plaats gaan innemen. Het Bestuur was ten slotte zoo gelukkig in zijn medelid Prof. Mr. J. E. Heeres te Delft, den man te vinden, die aanbood uit de rijke schatten, in ons Koloniaal Archief opgeborgen, een werk samen te stellen, dat tegenover alle aanvallen van buiten het recht van onze voorvaderen moest aantoonen, om zich de ontdekkers van het vijfde werelddeel te mogen noemen. Het bovengenoemde aanbod werd dankbaar aanvaard, en hoe Prof. Heeres zijn taak heeft vervuld, zal u allen weldra duidelijk zijn, nu het prachtwerk, „Het aandeel der Hollanders in de ontdekking van Australië", gereed ligt om aan de leden te worden toegezonden. Dat boek, in het Hollandsch en het Engelsch een verzameling van documenten uit het Rijksarchief bevattende, met eene belangrijke toelichtende inleiding, en opgeluisterd door 18 kaarten, zal, naar het Bestuur vertrouwt, te allen