VERSLAG
VAN DE
ZEVEN EN TACHTIGSTE
ALGEMEENE VERGADERING
VAN HET
KONINKLIJK NEDERLANDSCH AARDRIJKSKUNDIG GENOOTSCHAP.
Gehouden op 29 April 1899, in een der lokalen van het Genootschap „Natura Artis Magistra" te Amsterdam.
De Voorzitter, de heer W. P. Groeneveldt, opent de Vergadering en brengt in de eerste plaats in herinnering, hoe het Genootschap in het afgeloopen jaar zijn vijf en twintig-jarig bestaan mocht herdenken, en hoe het Bestuur in verband met dat heugelijk feit besloot een prachtwerk uit te geven, dat thans gelukkig voltooid is, en waarvan een exemplaar ter tafel ligt. Het zal eerstdaags aan alle leden, die het Tijdschrift van het Genootschap ontvangen, worden rondgezonden. Het draagt tot titel: ,,Het aandeel der Hollanders in de ontdekking van Australië", en is samengesteld door het medelid des Bestuurs, Prof. Mr. J. E. Heeres te Delft. Onder levendige instemming der Vergadering brengt Spreker daarom hierbij openlijk dank aan den heer Heeres voor den grooten dienst, dien hij aan het Genootschap bewezen heeft, en vertrouwt dat dit werk niet alleen hier te lande, maar ook in het buitenland met de meeste belangstelling zal ontvangen worden.
Vervolgens deelt de Voorzitter mede, dat Dr. Greshoff te Haarlem een aantal leerboekjes in verschillende talen ten dienste van het onderwijs in aardrijkskunde, hier voor de leden heeft tentoongesteld, opdat deze in de pauze daarmede zullen kunnen kennis maken.
Daarop worden door den Secretaris, den Penningmeester en door den heer J. IJzerman namens de beide Bibliothecarissen de Jaarverslagen uitgebracht, die niet tot eenige opmerking aanleiding geven en die als naar gewoonte in het Tijdschrift zullen opgenomen worden. (BI. 231—244 en 398—414). De rekening over het afgeloopen jaar is door de heeren J. W. IJzerman en Anton Mensing nagezien en accoord bevonden.