mogen aannemen dat deze zede gebaseerd is op een physiologisch verschil.

De arbeid dien de vrouw in dergelijke maatschappijen te verrichten heeft is zwaar en drukkend. Het is zeer gewoon in de berichten van zendelingen en reizigers te vinden, dat de vrouw de rol vervult van „lastdier" of „slavin". En als men de werkzaamheden, in primitieve maatschappijen verricht, ging opsommen, zou men ongetwijfeld vinden, dat de vrouw vijf dingen te doen heeft tegen de man één. Bekend is o. a. het harde werken der Australische vrouwen. In Tasmanië hadden de vrouwen al het voedsel voor de huishouding te verschaffen, behalve de kangaroo die door den man gejaagd werd. Ze groeven in den grond naar eetbare wortels, zochten schelpdieren aan het strand, en gingen te water tot het verkrijgen van oesters. Bovendien moesten op hunne voortdurende zwerftochten de vrouwen alle huishoudelijke artikelen dragen. Soms zelfs werden de speren die de man niet dadelijk noodig had bij den last der vrouw gevoegd. De vrouwen hielpen verder de hut te bouwen, kookten, en kregen eerst eten wanneer de mannen hun maaltijd geëindigd hadden. Dergelijke feiten worden ons medegedeeld omtrent de Bosjesmannen van Zuid-Afrika, de Indianen van Noord-Amerika, en andere stammen.

Deze vrouwen hebben dus hard te werken, maar toch zijn ze, meent de schrijver, niet ongelukkig. Onze overgrootmoeders hadden 't ook druk, maar waren toch niet ontevreden. Vrijstelling der vrouw van arbeid is alleen mogelijk waar groote welvaart heerscht, zoodat de arbeidskracht van allen niet vereischt wordt. Bij onze lagere standen moet de vrouw wel degelijk hard werken. En evenzoo in primitieve maatschappijen: de arbeid is nog zoo weinig productief, dat het noodig is dat iedereen al zijn krachten inspant; en van de verschillende krachten wordt het best partij getrokken, wanneer de man het werk verricht dat hevige inspanning, en de vrouw dat wat aanhoudende aandacht eischt.

Maar is niet bij de wilden de man erg lui? Verstaan wij onder luiheid afkeer van bepaalde soorten van werk, dan is hij zeker lui; maar niet als wij bedoelen afkeer van alle werk. De jacht o. a. vordert hevige inspanning. Over kreken en rivieren, al zijn ze wellicht halfbevroren, moet de jager zijn wild vervolgen, en hij heeft daarbij geen tijd aanzijn gezondheid te denken, zoodat rheumatiek of longtering dikwijls het gevolg zijn. Hij heeft dus na afloop der jacht wel rust noodig, en kan zich niet nog bovendien ophouden met handenarbeid.

Een groot verschil tusschen mannen- en vrouwenarbeid is dit, dat de eerste veel meer in het oog valt en bewonderd wordt. Jagen en oorlogvoeren worden voor veel eervoller gehouden dan de „drudgery" der vrouw.