N.B. Het Comité voor de Engelsche Zuidpoolexpeditie heeft den 22sten Juni toezegging van steun van de regeering verkregen.

Prof. Heinrich Kiepert. Met Prof. Heinrich Kiepert, den 2isten April na een langdurige ziekte overleden, is een der verdienstelijkste geografen en kartografen heengegaan. Hij was in 1818 te Berlijn geboren. Het eerste werk dat hij uitgaf, in samenwerking met Prof. Karl Ritter, was een „Atlas van Hellas" in 20 bladen (1840—46)1 en ook onder zijn velerlei latere uitgaven zijn die welke op de oude geschiedenis van Griekenland en Klein-Azie betrekking hebben, het beroemdst gebleven. Zijn Atlas Antiquus verscheen in 1854, nadat reeds in 1848 te Weimar een Atlas der Oude Wereld door hem bewerkt was (te Weimar was hij eenige jaren lang Directeur van het Aardrijkskundig Instituut). Hij bewerkte ook de kaarten die het Corpus Inscriptionum Latinarum illustreeren. Over Klein-Azie gaf hij belangrijke kaarten in het licht, maar zijn groote kaart, op een schaal van 1 : 500 000, heeft hij niet geheel kunnen afmaken, evenmin bewerkte hij al het materiaal dat hij over Syrië en Mesopotamië had verzameld. Hij heeft ook algemeene atlassen, globes en handboeken uitgegeven.

Primitieve arbeidsverdeeling tussehen man en vrouw. Aan een belangrijk opstel over dit onderwerp van den heer W. I. Thomas in The American Journal of Sociology ontleenen wij het volgende.

Arbeid is het gebruiken van energie tot het verkrijgen, in de eerste plaats, van voedsel; wij mogen verwachten, dat het lichamelijk verschil bestaande tussehen man en vrouw zich reflecteert in den arbeid door beiden verricht in primitieve maatschappijen. Ethnologisch onderzoek toont aan, dat bij primitieve volken de man die bezigheden volgt waarbij vereischt worden kracht, geweld, spoed, en de omzichtigheid die noodig is voor zijne aanraking met de buitenwereld; terwijl de langzame, eentonige, kalme werkzaamheden aan de vrouw ten deel vallen. Zoo wijdt de man, zoowel uit neiging als uit noodzaak, zijn meeste aandacht aan de dierenwereld, die het meest aufregende, maar tevens het gevaarlijkste element der omgeving vormt, en waarbij de belooning zijner moeite het meest onmiddellijk en concreet is. En aan den anderen kant houdt de vrouw zich voornamelijk met de plantenwereld bezig. Dat de arbeid van den man bestaat uit jagen en vechten, en die van de vrouw uit het bebouwen van den grond en daarmee samenhangende sedentaire bezigheden, komt zoo algemeen voor in primitieve maatschappijen, dat wij wel