of een andere vrouwelijke demon door olifanten vertrapt te worden.
N°. 92 (LXXXIX) vertoont de vergelding voor het kooken van dieren: krabben, visschen, schildpadden. De bedrijvers dezer euveldaad worden zeiven in een grooten pot gekookt, met het zwaard gestraft, tegen den grond te pletter geslagen en in het vuur geworpen *).
N°. 90 (XCI) predikt tegen het dooden van vogels door middel van knods of blaasroer. Het loopen op spitse, gloeiende lanspunten of het verblijf in een zengend vuur, dat niet verteert, wacht den ongelukkigen jagers.
N°. 72 (CIX) stelt het doemwaardige van het visschen in het licht. Rechts worden de netten in een vischrijke rivier uitgeworpen, in het midden wordt de vangst huiswaarts gedragen, en links boeten de visschers weder in een grooten pot met gesmolten ijzer hun schuld. Yama staat met zijn knods toe te zien op de uitvoering van het door hem gewezen vonnis. Het lot van dezen heer der onderwereld is ook niet benijdenswaard. Eiken dag moet hij gesmolten metaal drinken, en zooals Waddell2) opmerkt wordt aan hem bewaarheid het woord der schim van Achilles: „het is beter te leven als de armste boer op aarde, dan te heerschen als vorst in het schimmenrijk".
N°. 71 (CX) vormt een vervolg op het eerste, en heeft groote overeenkomst met het bovengenoemde tafereel n°. 69, pl. CCCXXXVII, wijl het eveneens voorstelt de verlossing uit het hellevuur door Awalokitegwara (£iwa), hier gezeten op een zetel waarvan het afdak trigula's draagt.
1) Zie de photo.
2) The Buddhism of Thibet or Lamaisme. London 1895.