De zeeschelp van Indra heeft een anderen vorm en is horizontaal geplaatst, die van Wishnu soms gevleugeld en altijd vertikaal *).
Op n°. CL leest men maharaja, koning, een titel van de heeren der windstreken. Indra wordt hier gedragen, terwijl alleen de olifant en het paard hem kenmerken.
Op n°. 22 (CLIX) vindt men behalve de rijdieren, nog de werpschijf en ontbreekt slechts de lotusknop.
Wij meenen met het oog op de genoemde vier basreliëfs als zeker te mogen aannemen, dat de persoon, die op Boro-Boedoer onderscheiden wordt door den olifant en het paard met of zonder discus en lotusknop, de hemelkoning is s).
Zoo vinden wij hem op den achterwand van den 4den omgang n°. 59, PI. CCCXXXII, waarbij op te merken valt, dat zijn vrouwelijke volgeling een stengel met twee daaruit voortspruitende lotusrosetten houdt3). Mede op den voorwand van den 2den omgang n°. 284—291, PI. CCIX tot CCXI; waar aangeeft:
n°. 284 volgelingen van Indra;
n°. 285 Indra met de werpschijf, een schenking doende
aan een Brahmaan;
n°. 286 Indrani met de lotusknop, in den vorm van
een dagob;
n°. 287 den olifant en het paard;
n°. 288 hulde aan Indra (?);
n°. 289 hemellingen en daaronder de zeeschelp van Indra.
1) De Zeeschelp van Indra op n°. 183 (PI. CVII), 11°. 191 (PI. CXI), n°. 39 (PI. CCL), n°. 30 (PI. CCCII), n°. 28 (PI. CCCXVI), n°. 38 (PI- CCCXXII).
2) Voorstellingen van Indra, als heer der Yaksha's, als Brahmaan, enz. zooals die o. a. voorkomen op PI. XXIV n°. 18, PI. CXXXIX n°. 24, PI. XLIX n . 591 PI. CLII n°. 68, blijven buiten bespreking.
3) Vergelijk PI. CCCX, n°. 15.