karakter der Drenten niet aangevoerd te kunnen worden. De kleeding der Oostdrenten is zóó, dat zij niet meer voor een Frankisch dan voor een Saksisch karakter pleit, terwijl die der Westdrenten door het oorijzer verwantschap met de Friezen verraadt. De Drentsche plaggenwoning, waarin mensch en vee in hetzelfde vertrek leeft, vertoont alle eigenaardigheden van het Saksische woonhuis. De „brinken", die men in de meeste dorpen, zoowel van Westals Oost-Drente aantreft, en die zoo nauw samenhangen met de oude verdeeling van het grondbezit, komen overal voor, waar Saksen wonen, hetzij dan zuivere Saksen, hetzij met Franken of Friezen vermengd. Ik trof ze buiten Drente ook aan in geheel Overijsel (behalve in het kwartier van Vollenhove en de IJseldelta), in de Graafschap Zutfen (behalve aan den Westrand, van Zutfen tot Doesburg), in de Stellingwerven en Westerwolde, op de Veluwe (behalve aan den Zoom), in den Noordoosthoek van Utrecht en eindelijk ook in het Gooi (te Hilversum, Laren en Huizen), zoodat men om die reden alleen reeds geneigd zou zijn aan de kust der Zuiderzee, op de Veluwe en in het Gooi naast onmiskenbaar Friesch-Frankische ook Saksische elementen aan te nemen.
Wat verder het ethnologisch karakter der Drenten aangaat, herinner ik aan hetgeen de heer R. Schuiling, zelf een Drent en grondig kenner van zijn geboortegrond, in 1896 in het „Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde" bij het behandelen van „De Grenzen van Drente" schreef: „Wie het dialect en de zeden van Drente, ook in hunne locale wijzigingen, kent, en plotseling wordt verplaatst naar het platte land van Salland, staat verbaasd over de verrassende overeenkomst in taal en tongval, en zal aan verschil van afstamming moeilijk gelooven\ als hij bovendien let op het doen en laten der bewoners, op de