van Drente echter had geene gerechtelijke vertichting plaats, maar was eene verklaring voor een klein getal erfburen als getuigen voldoende, terwijl in plaats van de aanraking met gekromde vingers de „stoklegging" wordt aangetroffen, o. a. te Havelte, Meppel, IJhorst („aan de Drentsche side", d. i. De Wijk), te Ruinen, Dalen, Norg, Roden en in 't vroeger tot Groningen behoorend gericht van Selwerd, gedeeltelijk ook in het kerspel Hoogkerk. Die stoklegging nu schijnt een variant te zijn van den halmworp, de „effestucatio", die in het Frankische recht heerschte („abnegatio cum manu et festuca more Francorum").

Nu valt het niet te ontkennen, dat de gevoelens der beoefenaars van Oudgermaansch recht in dezen nog verdeeld zijn, en dat Prof. Fockema Andreae bv. in het Drentsche landrecht veeleer Friesche elementen aanneemt, maar deze geheele quaestie wordt bemoeielijkt door de omstandigheid, dat Drente, wat bevolking en zelfs wat taal aangaat, geene eenheid vormt en dat men in elk geval bij de bewoners van het voormalig, aan Friesland grenzende, Dieverder dingspel met de heerlijkheid Ruinen een min of meer sterk te voorschijn tredend Friesch element moet aannemen. Ook onder de Westdrenten kan zich Frankische invloed hebben voorgedaan, maar wanneer ik van Franken in Drente sprak, doelde ik toch bepaaldelijk op die eigenlijke Drenten, die, van de Westdrenten door moer en veen gescheiden, de hooge heidegronden en esschen van den Hondsrug bewoonden, met name de dorpen Dalen, Emmen, Zweeloo, Westerbork, Rolde, Borger, Gieten, Anloo en Vries, en die, tusschen twee uitgestrekte veen- en moerasstreken ingesloten, alleen langs een engen pas bij Koevorden te bereiken waren.

Andere ethnologische gronden, dan die tot het gebied der rechtsgebruiken behooren, schijnen voor het Frankisch