ruiterij der Usipetes en Tencteri overvallen werden (De B. G. IV. 9), zijn ongetwijfeld Kelten geweest.

Hoe Nooidelijk zich die Kelten toen nog uitstrekten, weten wij niet, maar het Lugdunum Batavorum (d. i. de Bataafsche burcht van den Keltischen handelsgod Lug'), dat wij in wat later tijd aantreffen, draagt een Keltischen naam, die vermoedelijk nog in den dorpsnaam Loosduinen voortleeft, en wijst dus op vóór-Germanen in het land tusschen Maas en Rijn voor de Bataven zich daarvan meester maakten. Aan het Oosteinde van het eiland der Bataven vinden wij ook een Keltischen naam in dien der stad Batavodurum, waarin sommigen het tegenwoordige Batenbuig zien, maar die door anderen — zeker met meer recht — gelijk gesteld wordt met het oude Noviomagum, dat evenzeer een Keltischen naam draagt. Ook Rijn, Maas en Waal zijn oorspronkelijk Keltische namen. Wij mogen echter niet verzwijgen, dat volgens de berichten van sommige classieke schrijvers ook de Kelten blond of rossig waren en blauwe oogen hadden; doch niet al hunne berichten zijn even betrouwbaar.

Aangaande de oudste bewoners van Noordelijker streken leert de historie ons óf niets ófwel bepaaldelijk, dat het Germanen waren; en als wij bij benadering den een of anderen stam in Drente zouden willen localiseeren, dan zouden wij daarvoor geen anderen dan een Germaanschen beschikbaar hebben. Toch is er niet het minste bezwaar tegen, ook in Drente eene oude bevolking van vóór-Germanen aan te nemen, en in zooverre kost het mij geene moeite geheel met Dr. Sasse in te stemmen.

Toen ik echter het vermoeden uitte (meer durfde ik voorloopig nog niet doen), dat de tegenwoordige Saksische tongval der bewoners van Drente in zijne eigenaardige afwijking van het eigenlijke Saksisch uit Twente, Salland