waren of ze met de bouwers van de round-barrows tot één stam of ras behoorden.
Van veel belang bij deze taalkwesties — die voor de etnograaf van buitengewoon belang zijn als middel om tot stam- en raskennis te komen is ook de voordracht door Prof. te Winkel op de Ned. Antropologiese Vereeniging gehouden, zie 1. c. Vragen van den Dag. Hij zegt daar:
„Het type der Zeeuwsche bevolking wijkt van het echte Friesche type in 't oogvallend af, ware het alleen maar door de donkere kleur der oogen, die in Zeeland
zeer veelvuldig voorkomt en die men wel eens — maar volkomen ten onrechte aan
Spaansch bloed heeft toegeschreven. In de Zeeuwen vermoed ik (en zie eens hoe prachtig dat klopt met wat de vroeger genoemde antropologen beweerden. S.) een ouderen, eene geheel andere taal sprekenden stam, die zich beijverd heeft, het Friesch aan te nemen, maar daarbij eej als ae ging uitbrengen, en die later nog weer dat aangenomen Friesch gedeeltelijk door een aangenomen Frankisch verving. In het Zeeuwsch zullen wij dus met drie taai-lagen, om het zoo eens te noemen, te doen hebben. Wat van deze de oudste, bijna praehistorische zal wezen, kunnen wij niet met zekerheid uitmaken; maar men bedenke, dat Caesar in ons land ten Zuiden van de Maas nog Belgen aantrof, d.w.z. zuivere Kelten of met Germanen gemengde Kelten, ja, dat eenmaal tusschen Maas en Rijn, op het eiland der Bataven, Kelten moeten gewond hebben, daar anders de hoofdstad der Bataven, Lugdunum-Batavorum ('vermoedelijk het tegenwoordige Loosduinen) geen Keltischen naam zou hebben gedragen
Een ander opmerkelijk verschijnsel in het grootste deel van Zuid-Nederland
is het weglaten en dien ten gevolge dikwijls verkeerd plaatsen van de h. Kelten, zooals de Franschen zijn, (let wel, dit zegt de linguïst. S.) kennen deze aspiratie niet en m Engeland, met zulk een sterk Britsch d.i. nauw aan het Keltisch verwant element wordt ook erg met die h gehaspeld. Volken van zuiver Germaanschen stam daarentegen spreken die h zonder moeite uit. Daarentegen laten de Zeeuwen, bij wie wij zooeven reeds Keltisch bloed hebben verondersteld (zeer te recht. S.) de h weg evenals ook de bewoners van verschillende visschersdorpen aan het Hollandsche strand en die van den Noordwestkust van Overijsel (de bewoners der veel later bevolkte veenstreken laat ik natuurlijk buiten rekeningj, die ook in hun lichaamsbouw een ander type vertoonen, dan de andere bewoners derzelfde streken.
Reeds in 1865 of 66 is door mijn vader aan het bestaan van Keltiese woorden in onze taal herinnerd. Dit was toen reeds van veel belang, omdat Prof. Welcker te Halle het bestaan van vele rondhoofden in Duitsland aantoonde, hetgeen toenmaals grote verbazing wekte, omdat men meende dat de Duitsers antropologies of craniologies volkomen op één lijn geplaatst moesten worden met de langhoofdige