der bruinen in Europa, in R.anke s boek voorkomende, Holland geheel blank wordt gezien — zodat ik mij niet kon weerhouden op 't congres te Delft naar aanleiding van de redevoering van de Heer P. R. Bos te Groningen, deze kaart te vertonen. Maar tevens begrijpt men dan, hoe wij antropologen oordelen over de wetenschappelike waarde van de opmerkingen in de Tweede Kamer te berde gebracht naar aanleiding van deze onderzoekingen.
Ten slotte nog even aangestipt, dat de linguist Prof. te Winkel in zijn hier voor mij liggende voordracht (zie Vragen van den Dag, 1899 aflev. 2) ook spreekt van Ivelten in de antropologiese zin als hij zegt „Kelten, zooals de
Franschen zijn" enz.
Maar hierover niet verder meer. Genoeg zij het aangetoond te hebben, dat er tiepiese bruinen voorkomen vlak bij onze Duitse grenzen, niet volgens oppervlakkig onderzoek, maar volgens vertrouwbare statistiese opgaven. En waar we nu tal van waarnemingen bezitten daarbij, over 't voorkomen van die bruinen in de provinsiën Groningen en Friesland, daar geloof ik, dat we veilig mogen beweren :
Ook in Drente wonen rondhoofdige, bruine vóór-Germanen, die antropologies Kelten moeten heten, waaraan evenwel door Nederlandse taalkundigen de naam van branken gegeven werd. Dat deze naam van b ranken antropologies geheel onjuist mij toeschijnt, is vroeger reeds betoogd.
Hier vinde nu nog even een plaats wat Lub ach zegt 1. c. pag. 423, en wat nu nog vrij juist is:
Zoover ik heb kunnen nagaan, kan men de bewoners van ons vaderland tot twee hoofdtypen brengen, waarvan de kenmerken de volgende zijn"
Verkort weergegeven:
( 1. lange, slanke mensen met veelal blanke huid, haren en ogen van I > les tiepe | ^ kleuren. Langwerpige schedel.
/ 2. korte, brede mensen met een zelden zeer blanke huidkleur, haren Nederduits j ^ ^ ^ ^ kUurm^ maar wezenlik zwarte haren en bruine ogen
^ \ hier meer voorkomende dan bij /. Ronde schedels.