Welnu, tijdens m'n verblijf te Eenrum zag ik op de weekmarkt in de stad Groningen honderden boeren en boerinnen uit de omtrek in de hoofdstad samengekomen, waarvan zeer velen beantwoordden aan t gezochte tiepe, voor zover een oppervlakkig onderzoek dit leren kan: donkere mensen van kleine, brede lichaamsbouw, met brede gezichten. Dr. Folmer, die jaren lang in Eenrum gewoond heeft, is dit volmaakt met mij eens. In Giethoorn, weet ik van ooggetuigen, komen ook zulke mensen voor; Meppelaars ken ik almede van dit tiepe; uit portretten van Dokkumers bleek mij 't zelfde. Ik geloof dus, dat t wel degelik vaststaat, dat er ook in de Noordelike provinsiën vele van die vóór-Germanen zijn. Nog vergat ik mee te delen, dat er in en om Sneek vele voorkomen en dat het voor een deel aan hen te wijten is, dat in de Stellingwerven 't volk niet zuiver Fries is; maar vooral prachtig is het reeds meermalen aangehaalde voorbeeld van de 2 Terschellinger vrouwen, die zich beide even zuivere briezinnen dachten en even zuiver Fries spraken (en men weet, daar is Terschelling voor bekend) en die, antropologies volkomen van elkaar verschillend, beide prachtige voorbeelden waren, de ene van t slanke, blonde, blauwogige en blanke ras der Germanen (dat zijn de echte Friezen volgens antropologen), de andere van het kleine bruine tiepe met breed gezicht en kleine lichaamslengte (de vóórGermaanse, wier rasgenoten door de Germanen, die Friezen heetten, onderdrukt werden en als slaven gebruikt). Overigens ben ik helaas onbekend met 't Drentse landvolk, maar Dr. Folmer gelooft met mij aan stamverwantschap van deze bruinen met de Wenden in Pruisen.
Nu zouden ons bij deze vraag uitstekend te pas komen onderzoekingen zoals de Heer P. R. Bos te Groningen in wou stellen naar de kleur van huid, haar en ogen der