„ze eigenlijk geen volbloed, geen zuivere Friezen waren, maar integendeel een zeer „gemengden stam uitmaakten
1 och wou de heer Winkler blijkens brieven mij later door hem gezonden niets van mijn mening weten en hield hij de Urkers voor zuivere Germanen. Maar tot m'n genoegen kreeg ik 6 Nov. 1895 een brief, waaruit het mij geoorloofd zij de volgende gehele aanhaling te doen:
Im Grossen und Ganzen" echter stem ik met U in. Vooral n». j van Uw gevolgtrekkingen (zie Handelingen van 't 5e Nederl. Natuur- en Geneeskundig Con„gres te Amsterdam, 1895, blz. 585: Nederland was reeds bevolkt vóór de Germanen kwamen, te weten vóór Friezen, Sassen of Saksen en Franken) onderschrijf „ik geheel en al. Het ts mij al lang duidelijk geworden, dat wij de sporen van die „voór-Germaansche bewoners onzer Nederlanden nog ruimschoots vinden bij het heden„daagsche volk, vooral ook bij het zee- en visschersvolk rondom onze Zuiderzee (Urk „,en Huizen vooral) en m Zeeland. Maar de Germanen, die bij hunne komst hier te „lande zeker of een hooger standpunt van ontwikkeling stonden dan die (turanische?) „oude bevolking, en die lichamelijk en geestelijk eenen hoogeren rang innamen dan „dezen, zijn de heerschers gebleven, de aristocraten en zijn dit nog heden, zoo als in „friesland en Groningerland, en Drente wel duidelijk te zien is. De Germanen „hebben die oude bewoners als V ware in zich opgeslorpt, maar niet zoo volkomen, „of de sporen van die oude bevolking zijn onder ons nog duidelijk aan te wijzen, „hier meer, daar minder. De taalkunde leert mij dit zoo duidelijk als U „de schedelkunde'''' (ik spatieer S.J.
\\ e zijn dus tot een gelukkige overeenstemming gekomen, nu de linguisten aan de antropologen gelijk geven want ook Prof. te Winkel deelt deze mening en zo krijgt mijn bewering meer waarde. Aldus kunnen taal- en volkenkunde elkaar helpen. Nog weer zal dit naar ik hoop bevestigd worden door de boven bedoelde uitspraak van Prof. te Winkel, die mij op een nieuw denkbeeld bracht, dwz. nieuw voor de tegenwoordige tijd, maar reeds lang door Lubach ontwikkeld.
Wanneer ik — zo dacht ik — in Drente bruine mensen aan kan tonen, dan is de waarschijnlikheid groot, dat dit rondhoofdige vóór-Germanen zijn. Laat ons dus gaan zoeken. (Ik zeg waarschijnlikheid, want er bestaan in ZuidEuropa b.v. ook bruinen met lange hoofden).