b. d. z. dus boven of op zijn minst op den bovenrand van de regenwolken.
Het was mij uit de ondervinding bekend en zulks heeft zich later bevestigd, dat op het plateau betrekkelijk weinig regen valt en dat de regens gedurende den Westmoeson niet zulke hevige stortbuien vormen als in de lagere streken, maar vaak uit een motregen bij mistig weder bestaan. In een gewoon jaar regent het gedurende den oostmoeson zeer zelden, ja blijft het boven gedurende maanden droog. Hoe zou het nu mogelijk kunnen zijn dat het water der bronnen die boven de wolkenlaag ontspringen, uit zakwater zou bestaan, afkomstig van de hooger gelegen toppen, indien de bronnen, zooals hier het geval is, gedurende het geheele jaar een constante massa water leveren? Neen, het water moet uit de diepere aardlagen, uit een bekken opwellen, en deze veronderstelling is versterkt door het wateronderzoek van den militairen apothekei der ie klasse, de heer H. van Os, die bevonden heeft dat het water uit de bron van de Deloewang, de zwavelwaterstofbron en eene beek, ontspringende in het Deloewangdal aan den voet van den Gilap, nagenoeg dezelfde chemische bestanddeelen bevat. Hetzelfde constateerde hij ook van het water uit de bron der Tanggoel-rivier na aftrek van de daarin opgeloste ijzerverbinding. Hoewel de uitersten dezer vier krachtige bronnen op een onderlingen afstand van 8 kilometer en een hoogte-verschil van ± 2500 zijn gelegen, is het dus zeer waarschijnlijk dat zij allen uit een zelfde groot bekken in den berg hun water ontleenen.
In de noot onder aan bl. 710 wordt gewag gemaakt van de groote koude op het Idjèn-plateau. — Vooraf de opmerking dat in die noot een grove drukfout is ingeslopen; Tosari ligt niet op 6800 voet, maar 1000 voet lager.