eene diepte van 1.60 m. gravende, vond ik niets anders dan vruchtbaren humus en van 1.50 m. af was deze gemengd met steenkolen;" enz.

De hoogvlakte bevat m. i. echter wel lava of een daarmede overeenkomend gesteente; zij ligt evenwel niet nabij de oppervlakte, maar op ongeveer 15 a 20 M. diepte. Deze veronderstelling grond ik op het verschijnsel dat langs den bovengemelden, eigenaardigen steilen zuid- en oostwand van de hoogvlakten, op verschillende plaatsen waar die loodrecht daalt, een breede strook lava aan den dag komt op omstreeks 15 a 20 M. diepte; hier en daar steken groote steenen uit den bergwand, wellicht een gevolg van afbrokkeling. Zoowel aan den loodrechten oostelijken wand van de Kleine aloen-aloen (misschien ook aan den noordelijken wand?) als aan dien der Groote aloenaloen en den zuidelijken rand der Aloen-aloen Mèsëm, ziet men de lava op verscheidene plekken bloot liggen.

Zoo vermoed ik dat de steenen bij de bron van de Deloewang-rivier het bovengedeelte van de lava-laag uitmaken, welke ook wel nog eenigszins kan zijn bedekt met afgebroken gedeelten van den ouden kraterrand, daar de bron ongeveer 15 a 20 M. beneden het niveau van de Groote aloen-aloen ligt.

Verder vermoed ik ook dat, indien de door de commissie ) op het midden van de Groote aloen-aloen gegra-

1) De commissie, bij Gouv. Besl. van 4 November 1896, N°. 1, benoemd tot het instellen van een geneeskundig topographisch onderzoek en het voorbereiden van een klimatologisch onderzoek op de hoogvlakte van het Jang-gebergte in de residenties Besoeki en Probolinggo, bestond uit de heeren Dr. P. A. Platteeuw, dirigeerend officier van gezondheid der ie klasse, Dr. J. H. F. Kohlbrugge, arts, geneesheer van het gezondheidsetablissement te Tosari en den heer J. L. van Gennep, assistent-resident van Bangkalan. De heer Kohlbrugge verzocht om verschillende redenen reeds in Januari het onderzoek te mogen instellen en deed zulks na bekomen machtiging; van zijne bevinding werd door hem een ongunstig rapport uitge-