komt men tot de conclusie dat de meridiaan over Tajan ongeveer de grens vormt van twee in geologisch opzicht zeer verschillende terreinen, die wel is waar in beperkte gemeenschap met elkaar stonden doch over het algemeen elk een groote mate van zelfstandigheid bezaten.

Zoowel Martin als Krause beschouwen op grond van het fossielonderzoek het Melawi-systeem als een brakwatervorming; tot ditzelfde resultaat was ik na mijn geologisch onderzoek gekomen, daar het Kapoeas-bekken wel met de zee in verbinding stond doch van Noord, Oost en Zuid talrijke toevloeden van zoet water ontving en daarenboven de petrographische samenstelling, zoowel der cretaceische als der tertiaire formatie er op wijst dat zij in ondiep water zijn ontstaan.

Dat de dikte der sedimenten desniettemin zeer aanzienlijk is kan dus alleen verklaard worden door aan te nemen dat het geheele bekken van het begin der krijtformatie ai langzaam doch voortdurend in de diepte is gezonken en dat tevens het westelijke en een deel van het noordelijke grensgebergte aan deze beweging, doch in ongelijke mate, heeft deelgenomen. Deze daling strekte zich tevens uit over het gedeelte van Landak en Sambas, ten Zuiden en Westen ongeveer begrensd door de S. Pade en de S. Sambas en hield in een langzaam tempo aan tot aan het einde der afzettingen van het Melawi-systeem.

Daarna begon een veel intensiever werking. Vooreerst een zeer snelle inzinking, waardoor alle bestaande organismen stierven en de lagen geplooid werden; dan enorme erupties van hoornblende-andesieten en dacieten.

Ik stel mij in het kort dit tektonisch verschijnsel aldus voor, dat de inzinking eerst betrekkelijk langzaam plaats had over het geheele bekken, daarna in sneller tempo alleen zoowel noordelijk als zuidelijk van de meergenoemde