De groep bestaat in hoofdzaak uit een oorspronkelijk blijkbaar dunschilferigen, doch thans enorm sterk verbrokkelden, vrij harden donkeren schieferthon. Ondergeschikt komt wat zandsteen, grijze mergel en dunne bankjes van spatige kalk voor, doch de kenmerkendste laag is een
I5 20 M. dikke schieferthonbank, die opgepropt zit met
gasteropoden en andere fossielen. Hieraan bijna onmiddellijk aansluitend bevindt zich een bank van geelbruinen kleizandsteen, eveneens in sterke mate fossielhoudend. Kortheidshalve moge het complex den naam „Gasteropodenschiefer ' dragen. Het onderzoek der fossielen heeft nog niet plaats gehad • de ouderdomsbepaling zal echter alleen kunnen loopen over de vraag of de groep tot Boven-Krijt
of Onder-Tertiair behoort.
Opvallend in deze groep is nog het optreden van:
i°. Dikke lagen prachtigen glauconiet-schiefer, voornamelijk in de hangende gedeelten;
2°. Een aantal concordant met den schiefer liggende, dunnere en dikkere banken van een in den regel zeer fijnkorrelig, doch ook soms grover gestrueerd eruptief gesteente, dat wel uiterlijk dikwijls een andesietachtigen habitus vertoont, doch volgens het mikroskopisch onderzoek tot fijnkorreligen diabaas, resp. diabaasporfieriet moet worden gerekend Het is niet zelden olivienhoudend en bezit ook wel neiging tot mandelsteenvorming, zoodat petrographisch een der namen fijnkorrelige diabaas, spiliet, melafier, olivien-
diabaas in aanmerking komt.
Ook in Sambas en Landak treden dergelijke gesteenten op benevens norieten en oliviennorieten, in zoodanige ligging dat zij niet ouder dan cretaceïsch kunnen zijn en het is voornamelijk om die reden, dat ik een bovencretaceischen ouderdom dezer afzettingen waarschijnlijker acht dan een oud-tertiairen; het optreden van glauconiet geeft in dit op-