Wellicht heeft ook het voorbeeld der praehistorie hiertoe medegewerkt. Deze moet zich noodgedrongen bepalen tot de technische zijde der economische cultuur, maar de ethnologie behoeft dat niet te doen.

In de eerste plaats behandelt auteur nu deze technische zijde, en we de vormen waarin men .zich voedsel verschaft. Hier moet een denkbeeld dat altijd nog in leerboeken en in de hoofden van leeken rondspookt, verdreven worden, n. 1. de onderscheiding in de drie economische stadiën (ook wel cultuurstadien genoemd): jacht, veeteelt en landbouw.

Deze indeeling is vooreerst noch nauwkeurig noch volledig. Niet alleen overgangen, maar combinaties van deze vormen komen voor , b. v. jacht verbonden met landbouw bij vele Indianen van Noord-Amerika, veetee t gecombineerd met landbouw bij vele Negers. Ook zijn er stammen, die meer leven van roof en oorlog dan van hun eigen arbeid.

Verder beschouwt men deze vormen van economisch leven ten onrechte als cultuurstadiën. Veetelers zouden dan altijd hooger moeten staan in beschaving dan jagers, en landbouwers weer hooger dan veetelers. Maar dit gaat niet op, vooral 'tlaatste niet. De Arabieren der woestijn b. v. zijn veel beschaafder dan vele landbouwende Negers.

In de derde plaats meent men ten onrechte, dat deze 3 vormen stadiën zijn, die steeds in dezelfde opeenvolging worden doorloopen.

Reeds een blik op Amerika is voldoende om de onjuistheid hiervan aan te toonen. Bij de ontdekking van Amerika vond men geen veetelers, maar wèl jagers en landbouwers; de laatsten waren dus voortgeschreden tot landbouw zonder ooit vee gehouden te hebben. Bovendien is zooals Eduard Hahn heeft aangetoond, de veeteelt geen zelfstandige vo'rm van economisch leven. Veenomaden staan steeds in verkeer met sedentaire stammen , hetzij door ouderlingen ruil van producten, hetzij doordat de eersten de laatsten onderwerpen en tribuut van hen heffen. Dit wijst er op dat veeteelt van jonger datum is dan landbouw, hetgeen mede hierdoor waarschijnlijk wordt gemaakt, dat het temmen van vee hoogere intellectueele capaciteiten onderstelt dan landbouw in zijn laagsten vorm.

Daar de cultuur van een volk in alle richtingen zoo nauw samenhangt met zijn geestelijk leven, moet een dieper opgevatte indeeling der vormen van economisch leven uitgaan van psychologisch standpunt.

Dr Vierkandt onderscheidt diensvolgens drie stadiën.

Vooreerst de verzamelaars (Sammler.). Zooals de naam aanduidt, leven zij van plantaardig en dierlijk voedsel, dat zich direct uit de natuur verzamelen laat: wortels, schelpdieren, enz. Hierbij sluit zich dan de jach in hare primitieve vormen aan. Hiertoe behooren vooral de Australische inboorlingen, en verscheidene andere wilden: Boschjesmannen, Fuëgiers, Negritos, etc.