van Patagonië tusschen 46° 30' en 48° wil onderzoeken, om den besten waterweg naar het binnenland te vinden, vervolgens zal hij den loop van een rivier volgen, en zoo mogelijk de streek onderzoeken tusschen de meren Cochrane en San Martin, welk laatste meer, naar men aanneemt, in den Grooten Oceaan uitloopt.

Andróe. Wij konden in het vorige nummer van dit tijdschrift (XVI, bi- 95) n0S juist mededeelen dat het verhaal dat de Toengoezen over het vinden van de overblijfselen van Andrée's expeditie, door het ambtelijke onderzoek niet bevestigd was. Men weet dat de ballon en de lijken van de drie reizigers gevonden zouden zijn in Siberië, niet ver van de Pit, ten noordoosten van Jenisejsk.

Maar in Zweden schijnt men dit bericht — dat er inderdaad geloofwaardiger uitzag dan het dozijn vorige — nog niet los te laten, ofschoon de overheidspersonen in Siberië, zou men zoo zeggen, toch wel goed gezocht zullen hebben daar zij zeker konden zijn van een goede belooning indien zij een authentiek bericht over het lot van de luchtreizigers brachten. Prof. Nordenskiöld heeft koning Oskar weten te bewegen, Dr. Martin, een archaeoloog die al meer in Siberië geweest is, naar de Pitrivier te zenden om de zaak nog eens na te sporen.

Intusschen houdt Dr. Nathorst het met anderen voor zeer waarschijnlijk, dat Andrée niet in Siberië of op Frans Jozef-land, maar ergens op de oostkust van Groenland aan land gegaan zal zijn. Nansen schijnt dat ook niet onaannemelijk te achten, en alleen in dit geval is er nog een flauwe hoop dat de vermetele reizigers levend terugkeeren. Zijn zij langs de noord-westkust verder getrokken dan hebben zij misschien Sverdrup of Peary ontmoet, maar er is meer kans dat zij zuidwaarts getrokken zijn naar Angmagsalik, op 65° 50'N. Br. Geen streek ter wereld op zoo lage breedte is echter zoo onherbergzaam als de oostkust van Groenland, en Nathorst wil daarom met de Antarctic naar die kust trekken om haar tusschen 73° en 76° na te vorschen en eventueel hulp te verleenen. Men zegt dat hij ongeveer 3ooookr. bijeen heeft van de 70000, die hij denkt noodig te hebben.

Zuidpool-expeditieplannen. Prins Arenberg, de bekende bevorderaar van het aardrijkskundig onderzoek, heeft in de begrootingscommissie van den Duitschen Rijksdag voorgesteld een subsidie voor de Duitsche zuidpoolexpeditie beschikbaar te stellen. De regeering had echter bezwaar daartegen. Wel wilde zij zooveel doen als zij kon om dat goede doel te bevorderen, maar men was het nog niet eens over het definitieve plan: bijgevolg waren de kosten moeilijk te ramen, vooral omdat men nog