„Vibrioneri', doch onderzocht de gassen niet nader. Eene periode van stilstand duurde tot de onderzoekingen van Dr. Leo Popoff in 1875 (n°. 10). Uit rioolmodder ontwikkelde zich een mengsel van koolzuur en methaan, waaruit ook ons brongas bestaat, en het bleek hem, dat hoofdzakelijk cellulose daarbij verbruikt werd. Als oorzaak beschouwde hij „Micrococcen '. Verdere proeven slaagden het best met het bekende filtreerpapier.

Van Tieghem (n°. 11 en 12) toonde in 1879 aan, dat onderscheiden moet worden tusschen „ vergistbare- en niet vergistbare" cellulose en bevestigde de uitkomst van Prazmowski, dat cellulose op meer dan ééne wijze vergisten kan, o. a. met productie van koolzuur, waterstof en boterzmir, wat dus met het brongas niets te maken heeft.

Van veel belang zijn de proeven van Hoppe-Seyler ^n°. 13) te Straatsburg, bij wien ook Popoff had gewerkt. Ik wil daaraan ontleenen, dat, in tegenwoordigheid van gebonden zuurstof of van zuurstofvoortbrengende wiertjes, de hoeveelheid koolzuur ten koste van het methaan, toeneemt, tot verdwijnens toe.

Onze landgenoot Dr. Van Senus (n°. 15) verkreeg door vergisting van watten (dus ook cellulose) gasmengsels, die wederom groote overeenkomst met het brongas hebben, en toonde aan, dat de geheele gisting anaërobisch verloopt (buiten toetreding der lucht).

Zeer sceptisch tegenover de cellulose-gisting staat Dr. Beyerinck (n°. 16), wiens proeven steeds negatieve uitkomsten hadden.

Omeliansky (n°. 17) was wederom gelukkiger en slaagde er in de schuldige bacteriën te isoleeren. De beloofde proeven met reinculturen zijn echter nog steeds uitgebleven.

Uit het in dit hoofdstuk besprokene volgt dus, dat er zeer veel voor te zeggen valt, het brongas onzer veen-

12