Inrichting van het Koninklijk Nederlandsch MeteorologischInstituut te Amsterdam, voor de verstrekte opgaven van den barometerstand.
Eene eerste proefneming om het verband tusschen dit cijfer en de brongasproductie grafisch voor te stellen, werd genomen van 11 December 1897 tot 24 Januari 1898, doch leverde voor het brongas zulke buitensporige verschillen op, dat zij als onbruikbaar verworpen moest worden. Op 18 December toch werd 28 M.3 opgevangen tegenover niets op 19 Januari.
Eene tweede proef werd genomen van 27 April tot 3 Juni, verlengd tot ultimo November, en leverde kalmer cijfers op. Toch kon ik ook aan deze geene waarde toekennen voor eene beslissing, ten opzichte van het veronderstelde verband, en moet ik er dus van afzien de gemaakte grafische voorstelling weder te geven.
In meer dan een geval hebben beide krommen het verwachte antagonistische beloop, doch soms in zeer ongelijke mate, terwijl ook soms de eene een of twee dagen voor of achter is. In andere gevallen is het beloop analoog en blijken dus ook nog andere factoren in het spel te zijn, waartoe in de eerste plaats de ongelijke wateropbrengst behoort. In de fabriek toch is het water de hoofdzaak en wordt daaruit, als bijproduct, het brongas afgescheiden. Misschien ontstaat later de mogelijkheid de dagelijksche wateropbrengst te bepalen en zoo dezen factor te elimineeren.
De diepte, van waar het brongaswater komt, en de hoogte, waartoe het kan opstijgen, werden met verdere bijzonderheden in Hoofdstuk III opgegeven. Beknopter samengevat, blijkt het volgende.
De diepte is hoogstens 80 M. — A. P. (Workum in Fries-