1,065 en voor methaan (CH4) 0,041, zoodat van een mengsel van 10% C Os en 90% C H4 samen 0,1435 in water oplost. Onder eene waterzuil van 15,5 M. hoogte kan dus 1 L. water 0,36 L. van het gasmengsel opgelost houden, of 36%.
Deze cijfers stemmen vrij goed overeen met de latere in Dr. W. Ostwald „Lehrbuch der Allgemeinen Chemie" Deel I, bladz. 342 (1885).
Op losbaarheids-c o ëfficiën ten.
Celsius- O N CO2 C H4 graden.
o 4,1 2 180 5,4 %
5 3,6 1,8 14S 4,8%
10 3,25 1,6 118 4,3%
15 3 ',5 100 3,5%
Groot is dus de oplosbaarheid van methaan niet, overtreft toch nog die van zuurstof en stikstof, wat men niet zoude verwachten.
Gaan wij nu, uit Hoofdstuk III, de opbrengst na der verschillende gasbronnen, dan vinden wij daarvoor cijfers, die nog al uiteenloopen.
Anna-Paulowna 4,7 °/o. Wieringerwaard 3,75—6 °/0 (Visser) en 16,7°/o (Lankelma). Waard-, Kaag-, Weere- en Groetpolders 2,6—4,7°/o(Visser). Geestmer-Ambacht io,5°/o (Lankelma), Schermeer 2 °/0 (Spaans). Beemster 2,5—4,4°/o (Noome), 9—17 °/o (L.). Beschoot-polder 18 °/0 (L.). Wormer 9,3 n/0 (L.). Hollandia te Purmerend en te Vlaardingen ± 5 °/o (directie). Purmer 8—12,5 °/0 (L.), Westzaan 12 n/o (L.). Haarlemmermeer 4, later 1,7% ('t Hooft).
Het moet de aandacht trekken, dat deze opgaven nog al uiteenloopen, meer zelfs dan men mocht verwachten, en het schijnt, dat een vrij sterke factor van subjectiviteit hierbij in het spel is, hoe dan ook te verklaren.