45- Koud, aan den zeedijk. 27,95 M. — A. P., tot 1,1 M. — A.P. Deze opgaven zijn wederom van den heer Lankelma, volgens wien de stijghoogte van het bronwater grooter is bij de zee. Bij 43 en 45 is die 65 c.M. Z. P., bij 44 nog 50 c.M., bij 42, nog meer W., slechts 40 c.M. (en vermindert Z. W. tot o?). Ook zoude de wel met vloed en eb op en neer gaan. Ik kom daarop in hoofdstuk V terug.

XV. Polder „Wormer, Jisp en Nek". Z. P. = 1,3 M. — A.P., verschil met Schermerboezem dus = 80 c.M.

46. Papierfabriek „Van Gelder Zonen" te Wormerveer. Het brongaswater wordt hier opgepompt. 32,6 en 35^5 -M-* — A. P. 45000 en 4200 L. per uur = 9,3 °/o* Eiken avond branden 130 lichten.

XVI. In en bij Purmerend.

47. J. J. Roghair in de stad. 28,45 M. — A-P- Wordt, evenmin als 23, geëxploiteerd, wegens te hooge ligging.

48. Melkfabriek „Hollandia" in den „Zuiderpolder", waarvan Z. P. = 1,7 M. — A. P. N.-H. Kanaal = 1,2 M. — A. P., Schermerboezem = 0,5 M. — A.P. Verschil 50—120 c.M. 8 nortonbuizen tot 32—33 M. —A.P. Welt op tot 2M. — A.P. en moet dus opgepompt worden. Opbrengst per uur 28800 en 1440 L. = i 5 %■

Dit oppompen, wegens onvoldoende opwellen, geschiedt overigens nog in de margarinefabriek „Kinheim" te Alkmaar, waaromtrent mij verdere opgaven ontbreken.

XVII. Droogmakerij „De Purmer" van 1620. Zomerpeil 4,05—4,4 M. — A. P.

49. D. Mus. 28,6 M. — A. P.; tot 2,5 M. — A.P. 600 en 75 L. = 12,5%.

50. N. van Baar. 16,35; 22i6 en 29i9 M. — A.P. In 1896. 2400 en 2400 L. = 100 %(???), in 1898. 4500 en 350 L. = 8 %. (Lankelma).

51. D. Uitentuis. 31,5 M. — A. P., tot 2,25 M. — A. P., 600 en 60 L. = io»/0. Hiervan werd het gas geanalyseerd door Dr. Rombouts (zie hoofdstuk IV).

XVIII. Polder „Westzaan". Z. P. = 0,9 M. — A. P., verschil met Schermerboezem dus slechts 40 c.M.

52. A. Honig te Koog a/d Zaan. 31,1 M. — A. P. 1000 en 120 L. = 12%. (Lankelma).

XIX. Droogmakerij „Haarlemmermeer" van 1853. Z. P. = 4,9; W. P. = 5i2 M• A. P. Ringvaart = ^Rijnlands-Boezem" = 0,5 M. — A. P., verschil 4,5 M.

In Hoofddorp is brongas aanwezig, het water welt echter niet boven den grond op.

53. D. L. 't Hooft, tegenover Aalsmeer. 28,55 en 30,3 M. — A. P., stijgt tot j Jt, A.P. 5300 en 214 L. = 4%, later 8300 en 140 L. = 1,7 Volk kan het overzicht van het brongas in Noord-Holland

besluiten met de beschrijving van een geval, dat zich in September 1896 op het terrein der Amsterdamsche Duinwaterleiding voordeed. Hier liet de ingenieur D. Drost, aan wiens welwillendheid ik deze mededeeling te danken heb, eene boring verrichten in het vZwarteveldkanaal . De waterspiegel daarvan bevindt zich op 3 M., de bodem