het station Avenhorn, en in den Wieringerwaard zijn zulke natuurbronnen. Sommige der laatsten zijn reeds op eenen afstand kenbaar aan de boogvormige verbreeding der slooten, die zij veroorzaakten; andere zijn in houten kokers gevat.

In de buurt van Oudshoorn a/d Rijn nam ik er eenige waar, die geheel bedwongen zijn door er takkebossen, stroo en klei op te leggen, zoodat het weiland op die punten een paar decimeters hooger is dan elders. Op overeenkomstige wijze wordt eene afwatering tot stand gebracht naar de naburige slooten. Nieuwe wellen ontstaan hier niet meer.

Van de kunstmatige gasbronnen kan men in de eerste plaats eene ,, ouderwetsche categorie" onderscheiden, die soms, ten onrechte „natuurwellen" wordt genoemd. Volgens zeggen van den heer Bleeker werden zij reeds voor ééne eeuw vervaardigd (vermoedelijk wel nóg vroeger!) door met houten latten de kleilaag stuk te stooten, totdat het onderliggende zand bereikt is. In den polder Beschoot bijv., werd dan gewoonlijk op 30 voet diepte (= 8,5 M.) de wel bereikt. Dikwijls, doch niet altijd, wordt in het bovenste gedeelte een houten koker, ter lengte van tien voet (= 2,85 M.) geplaatst, die een paar decimeters boven het slootwater uitmondt. Dit is vooral nuttig, als de wel zand, veenbestanddeelen, enz. omhoog brengt, die dan niet in de opening terugvallen. Gewoonlijk leveren deze „gestooten wellen" veel gas en weinig water.

De gewone nortonbuizen vormen de tweede categorie der kunstmatige gasbronnen. Gewoonlijk worden zij in eene sloot ingeheid, waardoor de opening zoo laag mogelijk komt en het water gemakkelijk overvloeit. Het gas maakt zich eerst op geringe diepte uit de oplossing vrij, zooals blijkt uit de talrijke zeer kleine belletjes, waarmede trouwens af en toe eene grootere afwisselt.