zaamheden aan het observatorium en van de beide jaarlijksche publicaties. Hij wijst er op hoe in een belangrijke kwestie (over de meest geschikte legerplaats voor troepen) het observatorium in 1890 van onmiddellijk praktisch nut kon zijn, hoe door het getijonderzoek in den Indischen Archipel, hoewel liggende buiten het aanvankelijk ontworpen werkprogram , in vele als onregelmatig en onberekenbaar uitgekreten verschijnselen een inzicht is verkregen, en hoe de uitkomsten dezer onderzoekingen zijn samengevat met die over moessons enz., ontleend aan de marinejournalen van 1814—90, in het (1897) verschenen werk, getiteld: Winds Weather etc. in the Eastern Indian Archipelago, dat vraagbaak kan zijn voor den zeeman en voor de Generale Staven van Land- en Zeemacht.

Na gewezen te hebben op de deelneming van het observatorium aan de internationale fotografische wolkenstudie, waarvan de resultaten o. m. nog in bewerking zijn, slaat de schrijver ten slotte een blik op de toekomst, op den arbeid en de vraagstukken, die voor het observatorium in de eerste plaats zijn weggelegd en als zoodanig vermeldt hij i° een nieuwe magnetische opneming van den Ind. Archipel (een dergelijk werk, opgenomen in het oorspronkelijk plan van 1856 werd door Dr. Van Rijckevorsel op eigen kosten in de jaren 1874—77 verricht) 20 het opsporen van de oorzaken der schijnbaar onregelmatig voorkomende perioden van groote droogte. De schrijver wijst er op, dat waarschijnlijk de oorzaak van deze laatste ten deele te zoeken is in de Passaatwinden in den Ind. Oceaan, welke zich weer afspiegelen moeten in de waterstanden in de zeeën van den Ind. Archipel, waardoor aldus hydrographie en meteorologie zouden blijken met elkaar in onafscheidelijk oorzakelijk verband te staan, zoodat voortzetting en uitbreiding van den aangevangen hydrographischen arbeid een eerste plaats moeten innemen op het toekomstige programma.

Wij zouden willen vragen of de schrijver bij de opsomming der factoren, die bepalen, welke onderwerpen op het werkprogram zullen gesteld moeten worden, niet den belangrijksten n. 1. het actueele standpunt der wetenschap heeft over het hoofd gezien? Immers hierdoor wordt bepaald , welke vraagstukken in de eerste plaats, hetzij door een volledige, hetzij door een min of meer benaderde oplossing, onze kennis en inzicht in het wezen der verschijnselen zullen vermeerderen en verdiepen, welke waarnemingen, al of niet voorhanden, daartoe vereischt zijn. Is niet — om een voorbeeld te noemen — uit dit meer omvattende gezichtspunt, de internationale fotografische wolkenstudie ontstaan? De onhoudbaarheid der onbevredigende convectie-theorie als uitsluitende verklaring der cyclonen werd door Prof. Hann uit waarnemingen op bergtoppen aangetoond; toen viel het niet langer te loochenen, dat men door waarnemin-