te plaatsen. Een vergelijkend onderzoek van andere vindplaatsen in Oost-Azie, vooral China, leverde een soortgelijk resultaat op.

Ten slotte wordt op de groote overeenstemming gewezen, die tusschen de oostaziatische kolenkalkvormingen en die van europeesch Rusland bestaat en dientengevolge verondersteld, dat gedurende den tijd van het Boven-carboon eene direkte verbinding tusschen de Oceanen bestond, die tot de genoemde vormingen aanleiding heeft gegeven.

A. Wichmann.

Dr. J. P. van der Stok. Meteorologie en Aardmagnetisme. Blzn. 85—97 in : Nederlandsch Indië onder het Regentschap van Koningin Emma 1890—98. Batavia, G. Kolff en C°., 1898. ƒ 3,50.

Na in een korte inleiding er aan herinnerd te hebben, hoe op aandrang van A. von Humboldt, in het begin van de tweede helft dezer eeuw tot de oprichting van het meteorologisch-magnetisch observatorium te Batavia besloten werd en door Dr. P. A. Bergsma in 1866 met de geregelde waarnemingen is aangevangen, wijst de schrijver op de beteekenis van het observatorium, welke nog veel belangrijker voor de wetenschap is gebleken, dan men in 1856 kon vermoeden. De oorzaak

is een tweeledige.

Weer en klimaat zijn te Batavia door de equatoriale situatie nagenoeg synoniem; de meteorologische en magnetische verschijnselen zijn weinig aan groote storingen onderhevig, zoodat i° een gering aantal waarnemingen reeds voldoende is om gemiddelde waarden van zekere elementen met voldoende nauwkeurigheid te kennen (zoo b. v. zijn theoretisch voor Batavia 2 jaren toereikend om de gemiddelde jaarlijksche temperatuur tot op o.°i C. te bepalen, terwijl voor Midden Europa daartoe 40 jaren noodig zijn); 20 de waarnemingen bij uitstek geschikt zijn om kleine invloeden, zooals b. v. die van de maan op den barometerstand, welke hoogstens 0.05 m.M. kwikdruk bedraagt, aan te toonen. Ten tweede bevindt het equatoriale observatorium te Batavia zich als 't ware aan den vuurhaard, waar de meeste van de zon ontleende energie wordt opgezameld, welke de geheele onzen aardbol omgevende atmospherische machine drijft en in het arbeidsvermogen der stormen op hoogere breedten ten deele weer te voorschijn treedt. Voor de praktijk moet het observatorium op den duur een nuttige instelling zijn, omdat alle kennis ten slotte tot die wijsheid moet leiden, welke op volmaking der herinnering is gegrondvest en onder deze categorie werkzaamheden rangschikt de schrijver het geven van adviezen in zaken, waarbij kennis van het klimaat en van de

getijen noodzakelijk is.

Vervolgens geeft de schrijver een kort overzicht van de geregelde werk-