II. Het heuvelzand.

Dit vormt den overgang van het zand der Barchanen tot dat der zandsteppe. Het verschijnt in heuvels, die verschillend van vorm, naar alle zijden afvallen, terwijl de grootste hoogte 25 voet bedraagt. Waar deze heuvels zich tot groepen vereenigen, sluiten ze ketelvormige inzinkingen tusschen zich in, die steeds beter begroeid zijn dan de heuvels zelve. Het heuvelzand komt voornamelijk voor tusschen de Tedshen en de Moergab.

III. De zandsteppe.

Het onbeweeglijke zand verschijnt in den vorm van zandsteppen, dus als zandige vlakten met meer of minder lage heuvelvorming. Van half Maart tot half April gelijkt de zandsteppe op eene helgroene vlakte, waar Capsella elliptica en Rheum-soorten welig gedijen en waartusschen de ook voor onze duinen typische planten verschijnen, zooals Poa bulbosa, Avena sterilis en Hordeum murinum. Van het laatst van April tot den herfst verzengt de brandende zon echter alle planten, die noch overblijvend zijn, noch wortels bezitten, die diep genoeg gaan om nog eenige vochtigheid te verkrijgen. Gedurende den winter, als ook deze laatste planten hunne bladeren verloren hebben, strekt zich heinde en ver het doodsche, onbegroeide woestijnzand uit.

Als eene merkwaardigheid, ook voor het verkeer van beteekenis, dient vermeld te worden, dat ook hier evenals bij de heuvels, grootere of kleinere inzinkingen worden aangetroffen, die met zoetwaterleem van recenten oorsprong gevuld zijn. Deze „Takyrs" hebben het leem aan den rijkelijk vallenden lenteregen te danken, die het in gesuspendeerden toestand meebrengt. Op talrijke plaatsen, vooral in de nabijheid der karavaanwegen, maakt men bassins, door leemmuurtjes omgeven, om het regenwater in op te vangen. Het water, waarmee het vee gedrenkt wordt, blijft daarin tot Mei.

De zandsteppen strekken zich uit over eene oppervlakte van 10000

12 000 K. M2 van de Russisch- Afghaansche grens in het Z. tot het Moergabdal in het W. en de Kelifsche Oesboi in het O.

IV. Het ketenzand.

Dit vormt langgestrekte, parallel loopende verheffingen, waartusschen lengtedalen, die door dwarsche ketenen wederom in ellipsvormige of ovale depressies verdeeld zijn. De hoogte dezer zandketenen bedraagt 40—60 voet en de lengte en breedte der depressies resp. rso—700 en 120—1800 voet. Ook deze depressies bezitten Takyrs en de lengtedalen zijn dan