werden hoogten van 20 a 30 M. waargenomen. De rivierbedding wordt hier uit vast gesteente gevormd en slechts in de stroomgeul werden rolsteenen en kwartszand aangetroffen. Van Drimmelen spreekt in zijn verslag van „grove stukken kwarts en rolsteenen" doch het vermoeden is zeker niet gewaagd, dat onder de rolsteenen ook de schieferformatie, waarvan reeds nabij de monding der Sabbathkreek en misschien reeds bij de Leguanenkreek sporen werden aangetroffen, vertegenwoordigd zal zijn.
Nadat een half uur boven den Granieteiland-val nog een zeer grofkorrelige graniet met groote roode orthoklaas, grijze kwarts en plaatselijk opgehoopte biotiet verzameld was, bereikten de reizigers te omstreeks 1 uur in den namiddag den merkwaardigen waterval, die zich reeds driekwart uur te voren had aangekondigd en aan welks voet
het kamp werd opgeslagen.
Reeds een half uur na aankomst werd de tocht door het bosch aanvaard, om te trachten den bovenkant van den val te bereiken, hetgeen spoedig gelukte. Met de zak-aneroïde gemeten, verheft de val zich 18 M. boven zijn voet.
„Men zou", zegt Van Drimmelen, „dezen val een „drieverdiepingsval kunnen noemen. De eerste verdieping „is 1.50 M. hoog en ± 50 M. breed en lang, de tweede „heeft de dubbele afmetingen van de eerste, terwijl eindelijk de laatste 14 M. hoog, ± 150 M. breed en wel
„1500 M. lang is.
„Ten tijde, dat wij er waren, stortte zich de rivier van
„den bovenkant op drie plaatsen bijna loodrecht naar be„neden. De geulen, waarlangs het neerstortende water „verder stroomt, vereenigen zich op de onderste verdie„ping en dringen het als het ware in een trechter.
Aan de belendende heuvels is het te zien, dat het