te kunnen komen en des avonds gelegenheid tot visschen te hebben, werd steeds een plaats opgezocht, waar zich een rots aan den oever bevond.
„Als gewoonlijk", zoo schrijft de heer Van Drimmelen, „maakten we dien dag ons vuur op den rots. Eensklaps hoorden we een knal, sterker dan van een geweerschot en wat bleek nu: een bolle schaal van het „granietgesteente was door den invloed der warmte van „het vuur in stukken gesprongen." Hetgeen in den regentijd tengevolge der afwisselende sterke verhitting en bevochtiging langzaam geschiedt, n. 1. het loslaten van stukken der concentrische schalen van het graniet en het daardoor ontstaan van dikke plaatvormige granietstukken, had hier door de plotselinge temperatuurverandering snel plaats gehad.
Hoewel het opnemen en in kaart brengen der rivier aanhoudende aandacht vereischte en geen tijd tot jagen overliet, schoot Van Drimmelen's reisgenoot toch dagelijks van uit de boot pauwiesen (Hokkos), fasanten, patrijzen en andere vogels en zelden ging er een dag voorbij, waarin niet, behalve andere visschen, een paar anjoemara's gevangen werden. Bijna dagelijks vertoonden zich vischotters, in Suriname wattradago s genoemd, soms in troepen van wel tien stuks in de nabijheid der boot. In groote vluchten zwierven ara's rond, in de kolonie onder den naam van raven bekend, wier schitterende kleurenpracht het oog boeide, doch die wegens hunne schuwheid niet onder schot te krijgen waren. Tweemalen had een ontmoeting plaats met pingos, „boschvarkens van i M. lengte en i M. hoogte, met dunne pooten, steile ooren, korten staart, flink ontwikkelde slagtanden
en donkerbruine borstels .
Een half uur nadat het kamp aan de Kroetoekreek