rechter zijrivier van de Nickerie. Dr. Voltz, die dezen stroom twee dagen ver is opgevaren, houdt haar voor de Nickerie en noemt de uit het Z. W. komende rivier de Masonia ').
In de monding der Fallawatra ligt reeds een granietdam — een fijnkorrelige biotiet-graniet, met concentrisch-
schaalvormige afzondering en zwarte verweringskorst
die volgens Voltz een O.—W. strekking heeft en verderop door tal van graniet- en groensteenrotsen s) gevolgd wordt.
Volgens prospecteurs, die de Fallawatra vrij ver zijn opge\ aren, ontmoet men eerst na drie dagen varens een riviervak zonder stroomversnellingen en vallen.
De oevers der Nickerie, wier terrasvormige bouw reeds voorbij de Zonnevischkreek in het oog valt, vertoonen boven de Fallawatra nog duidelijker dezen eigenaardigen vorm, welke men overal ziet optreden, waar aanzienlijke slijkmassa's bij een niet al te groot verval, onder afwisselend aanzwellen en weder afnemen van den stroom worden afgezet.
Hier zijn het natuurlijke dijken, die veelal loodrecht uit de rivierbedding oprijzen en een kruinbreedte bezitten van 10 15 M. Bijna overal zijn deze terrassen gevormd uit een laag vette, blauwe klei, welke door een laag roode leem overdekt wordt. Wegens de scherpe grens, die tusschen beide lagen schijnt te bestaan, beschouw ik het 1 4 M. dikke, roode, somtijds in zand overgaande leem
1) K. Martin 1. c., bl. 187.
2) Dat hier werkelijk groensteen ontwikkeld is, meen ik te moeten betwijfelen, daar het talrijk optreden van groensteen in het gebied der Boven-Nickerie (Martin l.c., bl. 187) uit het onderzoek der door Van Drimmelen verzamelde gesteenten niet gebleken is. Wegens het menigvuldig optreden van Hoornblende- of Amphibool-graniet, waarin kwarts veelal op den achtergrond treedt, spreek ik daarom het vermoeden uit, dat Voltz deze granieten als groensteen bepaald heeft.
2