Schrijven van Dr. H. F. C. ten Kate.
Aan het Bestuur van het Kon. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap.
Timor-Koepang , i April 1891.
Den 4<Jen Maart verliet ik Koepang weder, met de mailboot, en arriveerde den yden > via Allor en Dilly, te Atapoepoe. In gezelschap van den posthouder Kailola deed ik vandaar uit een tocht in het binnenland (Fialarang en Lamakënèn), die zich uitstrekte tot aan de grens van Mau Katar, niet ver van den berg Lamakitoe. Ik bezocht er verscheidene dorpen der Ema Belo, o. a. Keivar, mijn verste punt. Al deze dorpen zijn versterkt en liggen in de hoogte, veelal op bergtoppen, hetgeen het bezoeken ervan zeer bemoeilijkt. Wegens den stuggen, onhandelbaren aard der bevolking en de weinig vriendschappelijke ontvangst hier en daar genoten, heeft deze tocht voor de anthropologie minder opgeleverd dan ik hoopte. Ik kon slechts 8 volwassenen meten, doch trachtte later deze leemte aan te vullen door het meten der leerlingen van de R. K. missieschool te Atapoepoe, zoodat ik in het geheel 54 individuen onderzocht. Op ethnologisch gebied heb ik nogal wat verzameld; bovendien 3 Beloneesche schedels. Onder de Beloneezen is het Negroïden-element veel minder sterk vertegenwoordigd dan onder de Atoni Timor of eigenlijke Timorezen.
Van uit Lahoeroes in Fialarang besteeg ik, met den heer Kailola, den LaMn (vulgo Lakaan), die als de hoogste berg van Nederlandsch Timor geldt. Ik schat de hoogte op ± 2,000 M. Het gezicht van den hoogsten top, die, evenals de geheele berg, voornamelijk met gras en eucalypten is begroeid, is heerlijk schoon en zeer uitgestrekt. Men ziet o. a. de beide zeeën tegelijk, en krijgt er een hoogst leerzaam beeld van de topographie van Midden-Timor.
Volgens een belofte heb ik den Lakdn Reedtz-Thott genoemd, naar mevr. de baronesse van dien naam te Kopenhagen. Op mijn verschillende routen in Midden-Timor heb ik tevens geologisch verzameld, en getracht een flying survey van de streek te maken.
Te Atapoepoe teruggekeerd, bezocht ik o. a. de „meren" Soesoek en Ainiba, vooral met het oog op hun fauna. Het zijn weinig meer dan plekken verdronken land.