waarin het water aanhoudend kookt. Zoo aanzienlijk is de hoeveelheid heet water, dat allerwege aan de oppervlakte wordt gebracht, dat de beek Te Atakorokeke er eene temperatuur van 450 C. door bezit. Zij is eene geliefkoosde badplaats der inboorlingen. Aan een der oevers vindt men drie ketels naast elkander liggen. „Te Puia-nui, d. w. z. de groote bron, was tot aan den rand met helder, slechts weinig bewogen water van 86° C. (i86°8 F.) gevuld, zoodat het in den tweeden ketel overstroomde. In dezen 8 vt. wijden ketel kookte een grijsachtig-witte modder, die een temperatuur van 87° C. bezat. De derde ketel bevatte weer helder, kokend water. Alle drie de ketels zijn met kiezelsinterkorsten bekleed en staan in een periodiek afwisselend spel met elkander, zoodat 1 zich vult, terwijl in 2 en 3 het water daalt, en omgekeerd. Ook beweerden de inboorlingen , dat de middelste ketel, dien ik slechts als een kokenden slijkpoel zag, in Maart en April 1848 een geweldige geijser was geweest, die een heete waterzuil ongeveer 100 vt. hoog zou uitgeworpen hebben, zoodat het dorp overstroomd werd. Ook uit andere waarnemingen volgt, dat in het bronnengebied voortdurend veranderingen plaats hebben, en dat de verschijnselen bij vele der bronnen periodiek zijn, zooals bij den Geysir en Strokhr op IJsland" ').

Ook ten Z. van het Taupomeer liggen nog meren met thermen er om heen, zooals het Rotoahirameer, terwijl men ten slotte op den vulkaan Tongariro stoot, die misschien als een reusachtige geijser moet beschouwd worden. De Amerikaansche reiziger Mr. Manson nl., die in 1882 dezen berg beklom en den top des kraters Oreoa bereikte, noemt hem een „werkzame geijser", die stralen kokend slijk 500 vt. hoog zou werpen ). Zijn zijne mededeelingen juist, en voor ons bestaat geene reden, om aan de betrouwbaarheid ervan te twijfelen, dan vormt de Tongariro zekerlijk een waardige sluitsteen op onze beschouwing der geijsers van Nieuw-Zeeland.

HOOFDSTUK III.

Zooals wij in het voorafgaande hoofdstuk zagen, zijn, of liever waren de geijsers van Nieuw-Zeeland niet zoozeer door hunne erupties als wel door de pracht hunner afzetsels beroemd. Het zijn deze afzetsels, waaraan

1) F. von Hochstetter, t. a. p. blz. 230 en 231.

2) Petermanns Geographische Mittheilungen 1882.