als zoodanig b. v. voor de thermen van Tokanu, van Orakeikorako en van Whakarewarewa gebruikt. Ngawha duidt in het algemeen niet-intermitteerende bronnen aan en in het bijzonder de van heete wateren doortrokken solfataren aan het Rotomahana-, Rotorua- en Rotoitimeer. Onder Waiariki eindelijk verstaan zij de tot baden geschikte bronnen, wier water nooit het kookpunt bereikt, en alle natuurlijke warme baden >).

Wil men het geijsergebied een bezoek brengen, dan doet men het beste te Tauranga aan wal te stappen, een zeehaven ongeveer 120 Eng. mijlen van de vroegere hoofdstad Auckland verwijderd. Van hier voert een slechts 40 mijlen lange weg over eene puimsteenvlakte naar het Rotoruameer. Zoo vele merkwaardige gevallen zijn bekend van chronische zieken, die door het gebruik der zwavel-, modder- of minerale baden te dezer plaatse volkomen hersteld zijn, dat een der nieuwere bezoekers, Froude, die er in 1884 toefde, voorspelt, dat deze streken eerlang het algemeene herstellingsoord van het zuidelijke halfrond zullen worden. Hij beschrijft de badinrichtingen der nieuwe stad Rotorua als bestaande uit rijen leelijke houten gebouwen, nachtverblijven, leeszalen en badkamers. Het water der bronnen heeft men in buizen opgevangen en verder gevoerd, gedeeltelijk naar diepe, open zwembassins, afgesloten door palen, gedeeltelijk in bedekte groote vierkante bakken, met kleedkamertjes langs den rand en trappen, die in het water voeren. „Mevrouw Rachel" was een ervan, helder als kristal, maar buitengewoon rijk aan alkaliën, „en in zulke mate met kiezelzuur bezwangerd, dat, indien gij er lang genoeg in toefdet, gij geëmailleerd zoudt worden. Een twijgje, dat een of twee weken er in had gelegen, geleek een witten koraaltak. Er valt echter redelijker wijze niet aan te twijfelen, dat de heilkracht, van hoedanigen aard deze ook zij, welke aan heete minerale bronnen eigen is, in hooge mate in die wateren te Ohinemutu aanwezig is. Hier zal in de toekomst het

i) Deze indeeling stemt overeen met die, welke op IJsland gebruikelijk is, waar de bewoners de warme bronnen in Hverjar, Namur en Laugar onderscheiden. Bij W. Preyer en F. Zirkel, Reise nach Island 1862, lezen wij op bl. 69: »De Hverjar zijn of permanente springbronnen, zulke, wier ziedend heet water voortdurend opborrelt en kookt, of intermitteerende, bij welke men slechts op bepaalde tijden een hevig opborrelen waarneemt, als wanneer het water de kooktemperatuur bereikt, overigens echter zich in een toestand van rust bevindt en dikwijls aanzienlijk in temperatuur daalt. Laug (warm bad) is eene bron, wier waterspiegel altijd rustig blijft, nooit in een opborrelenden, kokenden toestand geraakt en nooit het kookpunt bereikt. De Namur zijn slijken zwavelbronnen, bij welke een blauw- grijze slijk voortdurend opborrelt. Onder Reyker eindelijk verstaande IJslanders elke dampende heete bron."