bij honderden, waaronder minstens 17 geijsers, afgezien van een aantal kleinere intermitteerende bronnen, door Dr. Peale psendo-geijsers genoemd. ') Overziet men het landschap van eene hoogte uit, dan wordt men op duizenden plaatsen dampzuilen gewaar. Op Dr. Hayden maakte het den indruk, alsof hij zich in de buurt eener fabriekstad, zooals Pittsburg bevond, met dat groote verschil, dat hier in plaats van de zwarte, walmende rookwolken, heerlijk witte stoomwolken omhoog rezen. De graaf van Dunraven vergelijkt het met eenig hedendaagsch Sodom en Gomorra, plotseling door de aarde verzwolgen te midden van vlammen, terwijl de rook harer puinhoopen nog steeds omhoog stijgt uit witte hoopen smeulende asch.
Geheele vlakten zijn hier met helder witte kiezelsinterafzetsels bedekt, zoodat zij, op eenigen afstand gezien, in een sneeuwkleed schijnen gehuld te zijn. Hier en daar vindt men een dooden pijnboom erin, evenzeer met afzetsels der bronnen bedekt; ja, in de buurt van werkzame bronnen komen noch levende boomen voor, wier stammen, takken en twijgen met eene dunne laag volkomen witte afzetsels bekleed zijn en daardoor een scherp contrast vormen met de donkere pijnboomen in hunne nabijheid.
Een der intermitteerende bronnen, welke zich hier bevinden, de White Dome, is merkwaardig, omdat zij ons een beeld verschaft van een afgeleefden geijser. Op een terras van kiezelsinter ligt een 25 vt. hooge kegel, uit welks top en wanden stoom ontsnapt, terwijl nu en dan, op onregelmatige tijden, water wordt uitgeworpen, doorgaans niet hooger dan 6, een enkelen keer tot 10—12 vt. Er wordt weinig water uitgespoten, maar grootendeels damp en schuim; zijne grijsachtige afzetsels zijn week en kruimelig.
De Great Fonntain of Architectural geijser wordt gekenmerkt door de schoone, sterk afwisselende kleuren en vormen zijner afzetsels Van den Fortress- en van den Mound-geijser zijn geene erupties bekend, zoodat men alleen uit hun vorm en afzetsels besluit, dat het geijsers zijn.
Anders is het gesteld met den Cliff Caldron of Exelsior geijser, die met de geduchtste zijner confraters in het Opperbassin kan wedijveren. Zijn bekken, dat eene onregelmatige gedaante vertoont, meet op de wijdste plaats 330 vt. in lengte en 200 in breedte. Het donkerblauwe water is steeds in hevige beweging, terwijl dichte dampwolken er voort-
1) Het cijfer 17 geeft Hayden; Gibson daarentegen zegt t. a. p. blz. 255, dat er »minstens zes geijsers worden aangetroffen."