Eén geijser nog raag echter niet onvermeld blijven, nl. de Grand geyser, of zooals luitenant Doane hem in 1871 noemde „de Groote geijser van de wereldHij is een der vijftig heete bronnen, die in ééne groep een weinig beneden den Castle zijn gelegen. Hij, die geene eruptie van deze prachtige springbron heeft bijgewoond, zou haar bezwaarlijk den naam „Groote" waardig achten, want men ziet er geen sierlijk omhoog rijzenden kegel, geen krater, noch zelfs een uitgehold bassin. Zij bestaat slechts uit eene opening — w. i. w. van 50 vt. middellijn — aan den voet van een heuvel, weinig beneden de oppervlakte gelegen. De grootste diepte dezer kom, in het middelste deel, bedraagt slechts ongeveer 1 vt. De bodem ervan is zeer onregelmatig gevormd. De eigenlijke monding der geyserbuis, die twee voet lang en vier voet breed is, ligt niet in het midden ervan, maar nabij een anderen geijsermond, dien van den Turban. Bij Hayden lezen wij: „Wij waren juist op den westelijken oever der rivier gelegerd, bijna vlak tegenover den geijser, toen een geweldig gerommel vernomen werd, vergezeld van eene schudding van den grond, terwijl eene ontzaglijke massa stoom ontsnapte. Het zou moeilijk zijn het gevoel van verrukking te beschrijven, waarmee wij de geweldige zuil water en stoom uit den krater zagen spuiten tot op eene hoogte van 200 vt. De kolom was loodrecht en werd vergezeld van verbazende stoomwolken,

terwijl het neervallende water den grond deed trillen Het spel

duurde 20 minuten, en nadat het geëindigd was zonk het water in de buis uit het gezicht. Den volgenden dag, toen het bekken weer gevuld was, bedroeg zijne temperatuur 180° F."

Zooals reeds opgemerkt, bevindt zich in hetzelfde bassin de opening van een tweeden geijser, den „Turban", die nooit geheel rustig is, en bij zijne erupties eene onregelmatige watermassa in alle richtingen heenslingert, zoodat deze geen groote hoogte kan bereiken. Hoe dicht ook bij elkander gelegen, vermoedde Hayden reeds, dat tusschen Grand- en Turban-geijser geen samenhang („sympathie") bestaat, hetgeen nader bevestigd werd in 1880 door de onderzoekingen van Dr. Geikie.

Wij moeten thans het Opperbassin verlaten, hoe vele geijsers, die öf door hun uiterlijk voorkomen, öf door hunne werkzaamheid den reiziger stellig zullen boeien, zich daar ook nog mogen bevinden, zooals de „Oblong-geijser", de „Solitary-geijser" met zijne prachtig gekleurde, parelvormige afzetsels, en de „Unioneigenlijk een driedubbele geijser.

Als de reiziger in de gelegenheid is geweest de wonderen van het Opperbassin te genieten, maakt het Nederbassin der Firehole-river een minder grootschen indruk op hem. Toch telt men er de heete bronnen