den krater vulde, werd tot op eene aanzienlijke hoogte geslingerd, en dit verscheidene keeren herhaald. Daarop was alles voor een oogenblik stil. Daar wij het slechts voor een spiegelgevecht hielden, trachtten wij de opening te naderen, ten einde onderzoekingen in te stellen, doch werden eensklaps overvallen door eene ontzaglijke hoeveelheid kokend water, dat ons tot een wanordelijken terugtocht dwong. Thans begon het voor goed, en wij waren stellig getuige van een der meest grootsche spelen van waterwerken, ooit door menschenoogen aanschouwd. Het binnenste der aarde scheen letterlijk opengebroken en aan het daglicht gebracht te zullen worden. Eene bestendige zuil water, bevallig, majestueus en loodrecht, behalve wanneer ze door een opstekend windje in beweging geraakte, werd door snel op elkander volgende stooten omhoog gedreven tot boven den stoom, totdat zij de verbazende hoogte van meer dan 200 vt. bereikte. Eerst was het of hij moeite had, om de ontzaglijke zuil, die af keerig scheen haar tocht hemelwaarts te vervolgen, opwaarts te doen rijzen; maar heel gemakkelijk werd de verbazende waterkolom op hare plaats gehouden, terwijl zij zich in stralen oploste en in vonken schietende buien in het bassin terugviel. De stoom steeg als eene compacte massa duizenden voeten hoog, totdat hij door den wind op zijne vleugels genomen en als wolken weggevoerd werd. Het vreeselijke geraas en gerommel, dat de eruptie vergezelde, klonk als het geluid van verwijderd geschut, het getrappel van een aanzienlijke afdeeling cavallerie of het geloei van een geduchten orkaan. Hij begon te werken om 2 uren 's namiddags en hield anderhalf uur aan, waarbij op 't laatst hoofdzakelijk stoom uit zijne onderaardsche holen opsteeg, voldoende om een werktuig van vervaarlijke kracht in beweging te brengen. Ik naderde en stond dicht genoeg aan de luwzijde om groote brokken kiezelsinter in de opstijgende massa te werpen, die met kracht vele voeten hoog in de lucht geslingerd werden. Het heen en weer golven van zulk eene reusachtige springbron, wanneer de zuil hare grootste hoogte bereikt,

„Pronkend in gewaden van afwisselende kleur"

en schitterend in het volle zonnelicht, dat haar met gloeiende kleuren, tallooze prachtige regenbogen vormende, opsmukt, levert een schouwspel op zóó wonderlijk en buitengewoon prachtig, zoozeer den geest bedwelmend, dat ook de meest volmaakte beschrijving den lezer, die nooit van zulk een tooneel getuige is geweest, slechts een zwakke voorstelling kan geven van zij ne heerlijkheid. Ons geheel gezelschap was totaal buiten zichzelf van geestdrift. Wij konden onze aandoening niet onderdrukken, maar juichten en schreeuwden, totdat wij buiten adem waren, terwijl sommigen hunne