weer een groot aantal geschriften er over het gevolg was. Natuurlijk gedoogt de aard van dit tijdschrift niet, een uitvoerige beschrijving van alle hier voorkomende geysers te geven, en zullen wij ons tot de allervoornaamste moeten beperken.

Alvorens tot eene gedetailleerde beschrijving over te gaan, willen wij van de vele gelijkluidende oordeelvellingen over deze streek een enkele mededeelen, waaruit afdoende blijken zal, dat van zijne schoonheden niet licht te veel kan gezegd worden. Bij Gibson lezen we: „Ontwijfelbaar bestaat er geene streek op aarde, die ook maar half zoo rijk aan wonderen is, als het „Nationale Park" aan de Yellowstone met zijne ontzagwekkende canons en prachtige cataracten, zijne heetwater-rivieren en bronnen, zijne kiezelsinterafzetsels, zijne schilderachtige geijsers en zijne zonderlinge slijkketels" '). Wat wonder, zoo hij aan deze streek een druk bezoek van vreemdelingen uit alle oorden der aarde en daarmede een schoone toekomst voorspelt!

Treedt men het Yellowstone-National-Park van het N. uit binnen, dan bereikt men 'teerst de heete bronnen van de Gardiner's river (een zijtak van de Yellowstonerivier). Hier wordt het oog terstond geboeid door den zoogenaamden Witten Berg (White Mountain), eene bijna 200 vt. hooge, verblindend witte, terrasvormige kalkrots, geheel opgebouwd uit de afzetsels der tallooze omringende heete bronnen. Op den top ligt eene heete bron, wier water zoo helder en doorschijnend is, dat alle bezoekers er over verbaasd staan. Gibson vergelijkt den Witten Berg met een bevroren waterval, een ander reiziger met eene rivier, die over eene reusachtige trap stroomende, plotseling gestold is. Werkzame geijsers worden hier tegenwoordig niet meer gevonden; doch dat zulke in vroegeren tijd in niet gering aantal hier voorkwamen, bewijzen de vele kiezelsinterafzetsels, waaronder bv. eene zuil van 50 vt. hoogte en 20 vt. middellijn, bekend onder den naam van „Liberty Cap."

Eene reis van twee dagen voert ons uit het gebied der uitgedoofde in dat der werkzame geijsers, waarvan de voornaamste in de vallei der Fireholeriver zijn gelegen, die doorgaans verdeeld wordt in een opperen een neder- geijsergebied. Gezamenlijk beslaan deze een terrein van 12 Eng. mijlen lengte en 2 tot 3 mijlen breedte. Zoo aanzienlijk is de hoeveelheid warm water, dat de tallooze heete bronnen hier uitwerpen, dat de wateren der Firehole er eene hooge temperatuur door bezitten. Hoezeer hier de bodem van kokend water en stoom doortrokken is, kan

1) J. Gibson, Great Waterfalls, Cataracts and Geijsers, London 1887, blz. 257.