behoeven op te schrijven. En wat de boeken betreft: wij zullen het aantal maar niet noemen van de titels waarachter in ons journaal „aangekocht" vermeld staat. Intusschen, hierin zal eenige verbetering komen. Onze Penningmeester heeft, met eene volharding, waarvoor wij hem uitermate dankbaar waren, ook in de magerste jaren de ƒ 200 op de begrooting voor de Bibliotheek gehandhaafd. Dit geld werd in de laatste jaren voor verreweg het grootste deel verslonden door de onkosten voor het binden van de periodieke geschriften, die wij in zoo grooten getale uit het buitenland ontvangen; zoodat er voor tijdschriften en boeken bijna niets overschoot. Doch de Universiteits-Bibliotheek heeft dat bindwerk geheel voor hare rekening genomen, terwijl het Bestuur besloot, dat de bedragen voortaan op de begrooting uit te trekken, uitsluitend voor aankoopen zullen worden besteed.

Voor de „Lijst der boeken" verwijzen wij naar hetgeen hierover gezegd is in N°. 1 van ons Tijdschrift. Dit alleen hebben wij er nog bij te voegen: het Genootschap bezit nog enkele en wel zeer belangrijke werken meer, welke in die Lijst vermeld worden. Dat de titels achterwege bleven, laat zich verklaren uit de eigenaardige wijze waarop deze Lijst tot stand k'vyam: de Universiteits-Bibliotheek bezat die werken ook, en de titels stonden reeds vóór 1881 in hare catalogussen gedrukt. Doch het verzuimde zal in het volgend jaar hersteld worden. Dankbaar vermelden wij hier de warme belangstelling van onzen hooggeachten Eere-Voorzitter, die op meer dan eene leemte onze aandacht vestigde.

Onder dit Verslag staat maar een der u sedert jaren bekende namen, de andere is door die van ons medelid F. G. Kramp vervangen. Dr. Dornseiffen verzocht, wegens zijn hoogen leeftijd en zijne zwakke gezondheid , ontheven te worden van de zorg voor de zoo gewichtige kaartenverzameling, waarbij de heer Kramp hem in 1890 welwillend had bijgestaan. Sedert de groote uitbreiding van die verzameling het opslaan van een nieuwe kast in eene andere zaal van de Universiteits-Bibliotheek noodzakelijk had gemaakt, zijn de werkzaamheden zeker niet vereenvoudigd. Het Bestuur heeft aan den wensch van Dr. Dornseiffen niet dan noode voldaan, maar tevens zijne oprechte erkentelijkheid uitgesproken, om hetgeen hij, gedurende zoovele jaren, met zulk eene toewijding voor het Genootschap heeft gedaan. Aan de zoo keurig 'geórdende kaartenverzameling zal zijn naam verbonden blijven.

Amsterdam, 24 Maart 1891.

H. C. Rogge. F. G. Kramp.