aan een krachtig nationaal bewustzijn en dat zij dikwijls vijandig zijn tegen hun eigen landgenooten. Spreker heeft zich meermalen de vraag voorgelegd of de Engelschman met zijn sterk ontwikkeld nationaliteitsgevoel en zijn hoogmoed op zijn landaard, niet nader bij den Boer staat dan de Hollander. Het is merkwaardig dat laatstgenoemde van de gunstige kans om aanzien en invloed te krijgen nog zoo weinig gebruik heeft gemaakt.
Eindelijk de Kaffers, die eeuwige zorg voor hem die zich lang in Zuid-Afrika ophoudt. Schreef Riebeek, als vrucht van zijn ondervinding, reeds dat de Kaffer „minnelijck en vrundelijck" behandeld wil worden, ook spreker is van die meening. Geef den Kaffer veel rust, behandel hem vriendelijk, sla hem niet te veel, want dat lijdt tot niets; aldus uitte zich een predikant die lang met Kaffers had omgegaan en wien de heer Middelberg zijn gevoelen over hen vroeg. In afwijking van Duitschers en Engelschen, hebben de Hollanders dat steeds zoo begrepen. De O. I. Compagnie leerde aan de inboorlingen Hollandsch spreken en dat doen de Kaffers (behalve die van de Oostkust) thans nog.
De Kaffer heeft weinig behoeften; maïsmeel en rijst vormen zijn voedsel; heeft hij, na eenige maanden werkens, genoeg verdiend dan trekt hij weer naar de wildernis, koopt zich eenige vrouwen en laat die voor zich werken. Ontwaakt eenmaal de lust tot zwerven bij den Kaffer, dan is niets in staat hem terug te houden. Met troepjes van 10 of 12 personen trekken zij dan, achter elkander loopende, honderden, ja duizenden kilometers ver. Wordt een hunner ziek, dan laat men hem liggen; vinden zij op hun weg een stuk vee dat daar neergevallen, en nog warm is, dan wordt het opgegeten.
De zendelingen hebben met hun bekeeringswerk onder de Kaffers niet veel voorspoed gehad; van het Christendom heeft de Kaffer volstrekt geen begrip. De Hollanders daarentegen zijn er in geslaagd enkele zaden van beschaving onder hen te verbreiden, in weerwil dat zij — in afwijking van de zendelingen — steeds beweerd hebben dat de Zwarte knecht is en dat altijd zal blijven. Vermenging door huwelijk tusschen Hollanders en Kaffers heeft nimmer plaats; maar dikwijls worden kinderen van de laatsten door de Boeren, tegelijk met hunne eigene kinderen opgevoed en die „ingeboekte" kinderen hebben iets van de beschaving hunner omgeving overgenomen. Dat gebruik heeft echter aan de Engelschen veel aanstoot gegeven en de minder vriendschappelijke verhouding tusschen Boeren en zendelingen is zeer zeker voor een goed deel aan ijverzucht der laatsten, wegens het mislukken hunner eigene pogingen, toe te schrijven.